Raad van Discipline Amsterdam, 11 maart 2002

(mrs. Kist, Karsten, Karskens, Van Ardenne en Romijn)

 

Het past een advocaat, die optreedt voor één van de verdachten in een strafzaak, niet om buiten de advocaat van een medeverdachte om een derde advocaat te verzoeken de zaak van die medeverdachte over te nemen.

De verklaring dat een advocaat niet de zorg heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt kan alleen worden gedaan met betrekking tot de door de advocaat aan diens cliënt verleende rechtsbijstand.

– Advocatenwet artikel 46 (2.3 Gedragingen in strafzaken); artikel 48 lid 7

– Gedragsregel 17

 

Feiten

In een strafzaak met meerdere verdachten staat mr. X de verdachte A en klager de medeverdachte B bij. Alle verdachten zijn op 9 januari aangehouden. Op 10 januari zijn aan hen alle beperkingen opgelegd, die vervolgens op 9 februari zijn opgeheven.

Op 14 februari neemt mr. X kennis van het proces-verbaal van verhoor van de verdachte B, waarin deze verklaart: ‘Ik begrijp dat ik niet tot antwoorden verplicht ben. Ik begrijp dat ik mij kan laten bijstaan door mijn raadsman en dat deze door u in kennis is gesteld van dit verhoor. Ik heb zojuist telefonisch contact gehad met mijn raadsman en deze deelde mij mede dat hij niet bij het verhoor aanwezig kan zijn. Ik wil u verder meedelen dat ik mijn raadsman tot op heden niet in persoon gesproken heb. Ik wens dan ook geen verklaring af te leggen zonder eerst mijn raadsman gezien en gesproken te hebben. Ik wil hierbij opmerken dat ik twee keer telefonisch contact met mijn raadsman (…) heb gehad, maar dat mijn raadsman tot op heden ondanks mijn herhaaldelijk verzoek niet bij mij is langs geweest voor een persoonlijk gesprek. Mijn raadsman heeft mij persoonlijk twee keer toegezegd, dat hij langs zou komen, doch dat is nog steeds niet gebeurd. Mijn raadsman zei mij vanochtend, dat hij mij niet eerder zou bezoeken dan volgende week donderdag in de raadzaal.’ Op 15 februari, de dag waarop de verdachten aan de raadkamer worden voorgeleid in verband met verlenging van de gevangenhouding, spreekt mr. X klager in het gebouw van de rechtbank aan. Achteraf zijn zij het niet eens over het verloop van dit gesprek. Op diezelfde dag benadert mr. X het kantoor Y met de mededeling dat B dringend andere rechtsbijstand nodig heeft en hij verzoekt de behandeling van deze zaak van klager over te nemen.

Op enig moment neemt B telefonisch contact op met klager met de vraag waarom klager hem niet langer wil bijstaan, zeggende dat hij door mr. Y is gebeld die hem, B, heeft gezegd dat klager de zaak wilde overdragen. Per faxbrief van 16 februari wendt mr. Y zich tot klager met de mededeling dat B hem heeft verzocht de behandeling van zijn zaak ter hand te nemen en met het verzoek het dossier aan hem over te dragen. Klager laat zowel aan mr. Y als mr. X, die hem daaropvolgend belt, weten onder deze omstandigheden niet aan de overdracht van de zaak mee te werken. Bij faxbrief van 22 februari stuurt mr. Y een verklaring van B, waarin B stelt dat hij zijn belangen door mr. Y wil laten behartigen, met herhaling van het verzoek tot afgifte van het dossier.

Volgens een proces-verbaal van 6 maart, waarvan mr. X kennisneemt, verklaart B: ‘Ik begrijp dat u heden morgen nog contact heeft gehad met klager. Hij zou er niet van op de hoogte zijn dat hij mij niet meer bij zou staan in dit onderzoek. Nu daar ben ik heel duidelijk in. Ik wil deze advocaat helemaal niet meer zien. Ik ben heel erg teleurgesteld in deze advocaat.’ Na overleg met de deken werkt klager alsnog mee aan overdracht van de zaak aan mr. Y. Klager dient eveneens tegen mr. Y een klacht in. In de met de deken gevoerde correspondentie erkent mr. X dat hij zich niet collegiaal tegenover klager heeft gedragen.

 

Klacht

Mr. X heeft een derde advocaat verzocht de behandeling van klagers zaak voor B over te nemen, daarmee onder meer handelend in strijd met gedragsregel 17.

 

Overwegingen van de raad

Uit de aan de raad ter beschikking staande stukken en hetgeen partijen hebben verklaard blijkt dat klager zijn cliënt B op 11 januari op het politiebureau heeft gesproken en dat zijn eerstvolgende bezoek aan B was gepland op 23 februari. Aldus had B gedurende langere tijd een periode waarin ook beperkingen waren opgelegd alleen telefonisch en eventueel schriftelijk contact met zijn raadsman. De raad acht het niet onbegrijpelijk dat mr. X onder deze omstandigheden tot het oordeel is gekomen dat de belangen van zijn cliënt (medeverdachte van klagers cliënt) mogelijk zouden kunnen worden geschaad door verklaringen van B en dat zijn cliënt daarom erbij zou zijn gebaat als B regelmatig door zijn raadsman, klager, zou worden bezocht. Mr. X heeft evenwel onjuist gehandeld door buiten klager om mr. Y te benaderen met het verzoek rechtsbijstand aan B te verlenen, hetgeen ongepast en ten opzichte van klager ook onzorgvuldig is. Het had bij vruchteloosheid van zijn overleg met klager op de weg van mr. X gelegen om in overleg te treden met de deken dan wel bijvoorbeeld de voorzitter van de strafkamer, zulks mede ter voorkoming van de indruk dat mr. X uit was op toewijzing van een advocaat die mr. X welgevallig zou zijn. Juist omdat mr. X een zekere belangenverstrengeling kon worden tegengeworpen was een zorgvuldige en objectieve benadering geboden; het zelf inschakelen van een andere advocaat voor de medeverdachte van zijn cliënt kan niet als passend worden beschouwd. Door mr. Y in te schakelen had mr. X geen grip meer op de wijze waarop mr. Y zich al dan niet in overleg met klager ervan zou vergewissen of B zich al dan niet door klager, dan wel een andere advocaat, wilde laten bijstaan. Aldus staat vast dat mr. X heeft gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. De klacht is dan ook gegrond. Aan klagers verzoek aan de raad uit te spreken dat mr. X niet de zorg heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening be taamt, kan niet worden voldaan omdat deze verklaring naar redelijke uitleg van artikel 48 lid 6 van de Advocatenwet (bedoeld is kennelijk: lid 7 – bew.) noopt aan te nemen alleen betrekking heeft op de door de beklaagde advocaat aan zijn cliënt verleende rechtsbijstand.

 

Volgt

De raad verklaart de klacht gegrond en legt op de maatregel van enkele waarschuwing.

Download artikel als PDF

Advertentie