Hof van Discipline, 7 juni 2002, nr. 3534
(mrs. Zwitser-Schouten, Heidinga, Gründemann, Vermeulen en Knottnerus)
Verzet tegen inschrijving. Termijn waarbinnen verzet door de raad moet worden ingesteld. Aanwijzing van een (buiten)patroon door de raad.
– Advocatenwet art. 4 en art. 9b lid 5.
Feiten
Mr. X dient op 11 mei 2001 bij de rechtbank een verzoekschrift in tot beëdiging. Bij brief van 14 november 2001 doet de Raad van Toezicht verzet tegen de inschrijving. Het verzet wordt gedaan op grond van de omstandigheid dat mr. X en haar echtgenoot in 1994 werden verdacht van deelneming aan een criminele organisatie die zich bezighield met vrouwenhandel uit de Oekraïne en Rusland. Mr. X werd in eerste instantie bij vonnis van 15 november 1994 door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarna het gerechtshof in hoger beroep mr. X heeft veroordeeld voor valsheid in geschrifte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. Klaagster is van oordeel dat de raad in het verzet niet-ontvankelijk is omdat de verzettermijn als bedoeld in art. 4 van de Advocatenwet was verstreken. Daarnaast voert zij aan dat sedert het door haar gepleegde strafbare feit 9 jaar zijn verstreken en dat zij in die tijd ervan blijk heeft gegeven op positieve wijze werkzaam te willen zijn in het Nederlandse rechtsbestel. Zij is werkzaam geweest als rechtskundig adviseur en vertaalster/ tolk Russisch. Ten slotte verzoekt zij het hof om de Raad van Toezicht op te dragen een (buiten)patroon te willen aanwijzen.
Overwegingen hof
Ter zake van de door mr. X gestelde niet-ontvankelijkheid van de raad vanwege het verstrijken van de verzettermijn als bedoeld in art. 4 van de Advocatenwet geldt volgens vaste rechtspraak van het hof als uitgangspunt dat overschrijding van de in art. 4 van de Advocatenwet genoemde termijn van 6 weken niet tot gevolg heeft dat de raad daarna geen verzet meer kan doen. Art. 4 van de Advocatenwet moet aldus worden verstaan dat beëdiging in geen geval kan plaatsvinden vóór een verklaring van geen bezwaar of vóór ommekomst van de termijn van 6 weken. Ook daarna kan, zolang de beëdiging niet is geschied, door de raad verzet tegen de inschrijving worden gedaan. Dit vloeit voort uit de strekking van de in de Advocatenwet neergelegde regeling omtrent de beëdiging van advocaten en procureurs, welke regeling onder meer is gegeven om toelating tot de balie te voorkomen van personen ten aanzien van wie gegronde vrees bestaat als bedoeld in art. 4 lid 2 van de Advocatenwet.
Tegenover het door mr. X in 1993 gepleegde strafbare feit staat dat zij ten tijde van het plegen van het delict nog tamelijk jong was, dat inmiddels 9 jaar verstreken zijn en dat mr. X er in die tijd blijk van heeft gegeven op positieve wijze werkzaam te willen zijn in het Nederlandse rechtsbestel. De door haar voltooide rechtenstudie en haar inmiddels sedert enige jaren opgebouwde praktijk als rechtkundig adviseur en vertaalster/tolk Russisch wijzen in die richting. Klaagster heeft bovendien voor het hof voldoende aannemelijk gemaakt dat zij spijt heeft van haar handelwijze van destijds en dat zij, zoals zij zegt, in de toekomst slechts een positieve bijdrage wil leveren aan de Amsterdamse balie. Al met al heeft mr. X er blijk van gegeven dat zij voldoende afstand heeft genomen van haar verleden. In die omstandigheden behoort het verleden van mr. X haar niet tot in lengte van jaren te worden nagedragen. Het beklag is derhalve gegrond. Inzake het in het klaagschrift opgenomen verzoek aan het hof om de Raad van Toezicht op te dragen een (buiten)patroon te benoemen voor de stageperiode van mr. X dient mr. X niet-ontvankelijk te worden verklaard. Blijkens art. 9b lid 5 van de Advocatenwet staat tegen een beslissing van de Raad van Toezicht, houdende weigering om een (buiten) patroon aan te wijzen, voor de belanghebbende administratief beroep open bij de Algemene Raad van de Orde van Advocaten.
Volgt
Gegrondbevinding van het beklag tegen de beslissing van de raad en niet-ontvankelijkverklaring van mr. X in haar verzoek om de raad op te dragen een (buiten)patroon te benoemen.