Raad van Discipline ‘s-Gravenhage, 2 september 2002

(mrs. Holtrop, Claassen, Eschauzier, Grootveld, Van Nispen tot Sevenaer)

 

De advocaat dient zich in zijn processtukken te onthouden van onnodig krenkende kwalificaties over zijn wederpartij. Dat hij aldus lucht wenst te geven aan het ernstige gevoel van onbehagen van zijn cliënten over de handelwijze van de wederpartij verontschuldigt hem niet.

– Advocatenwet artikel 46 (3.3.1 Grievende uitlatingen)

– Gedragsregel 31

 

Feiten

A en B zijn belastingadviseur. Zij maken deel uit van C, een maatschap van accountants en belastingadviseurs.Mr. X staat een groep van personen en vennootschappen bij in hun geschil met C. Onder meer wordt een klacht ingediend tegen A en B bij de Raad van Tucht van de Nederlandse Federatie van Belastingadviseurs. De klacht wordt op één onderdeel tegen B gegrond verklaard en er wordt een berisping opgelegd. De Raad van Beroep van de Nederlandse Federatie van Belastingadviseurs vernietigt naar aanleiding van het door B ingestelde hoger beroep die uitspraak. Tegelijkertijd voert mr.X een procedure tot schadevergoeding tegen A. De vordering wordt door de rechtbank afgewezen waartegen mr.X beroep instelt. Zowel in de memorie van grieven in dat hoger beroep als in de bij de Raad van Beroep van de Nederlandse Federatie van

Belastingadviseurs ingediende memorie van antwoord schrijft mr.X onder meer:

‘Zelden hebben belastingadviseurs zo hun positie misbruikt als

beklaagden in het onderhavige geval hebben gedaan.’ ‘Door de belangen van een grotere cliënt te laten prevaleren liet C zich op een schandelijke wijze leiden door haar eigen (financiële) belangen.’ ‘Op het handelen en de misslagen van A en B zijn de meest afkeurende en negatieve kwalificaties van toepassing: schrijnend, doortrapt, vilein, kras, onbetrouwbaar, achterbaks, verwerpelijk en dergelijke. Juridisch geformuleerd: notoir onrechtmatig.’

De klacht houdt in dat mr.X zich in deze stukken nodeloos grievend ten opzichte van klagers heeft uitgelaten.

 

Overwegingen van de raad

Uit de memorie van antwoord en de memorie van grieven blijkt dat mr.X daarin omstandig heeft uiteengezet waarom de gedragingen van klagers in de ogen van zijn cliënten ongeoorloofd zijn. Mr.X heeft zich daarbij herhaaldelijk in krachtige bewoordingen uitgelaten. Mr.X heeft de aanklagers verweten gedragingen, juridisch geformuleerd, als notoir onrechtmatig aangemerkt. Door onder de genoemde omstandigheden in de memories de niet-juridische kwalificaties te bezigen, die hiervoor zijn geciteerd, heeft mr.X onnodig krenkende kwalificaties toegevoegd aan zijn voormelde uiteenzetting. De raad oordeelt dat de gebezigde bewoordingen, zowel op zich beschouwd als in onderlinge samenhang bezien, onnodig grievend jegens klagers zijn. Door zich aldus uit te laten heeft mr.X zich niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Daaraan doet niet af de uitzonderlijke laakbaarheid die volgens mr.X in de gedragingen van klagers is gelegen. De wens van mr.X om aan het ernstig gevoel van onbehagen van zijn cliënten over de handelwijze van klagers op deze wijze lucht te geven verontschuldigt hem niet. Integendeel, van hem als advocaat mag worden verlangd – al was het maar ter wille van de effectiviteit van zijn betoog – dat hij zich zakelijk uitdrukt en zich op dit punt niet laat leiden door wat zijn cliënten graag lezen of horen. De klacht is derhalve gegrond.

Download artikel als PDF

Advertentie