Hof van Discipline, 18 oktober 2002, nr. 3529
(mrs. Fransen, Beker, Hulleman, Gerritzen en Mendlik)
Raad van Discipline ‘s-Hertogenbosch, 26 november 2001
(mrs. Bleeker, Ten Brummelhuis, Van Boxel, Luchtman en Heuvelmans)
Van een advocaat, die op de hoogte is van een geestelijke handicap van de wederpartij, mag een grote mate van zorgvuldigheid worden verlangd. Dat kan er echter niet toe leiden dat hij geheel zou moeten afzien van optreden.
– Advocatenwet artikel 46 (3.4 Jegens tegenpartij in acht te nemen zorg)
Feiten
Mr. X trad voor een verhuurster op tegen een huurder aan wie de huur was opgezegd.Hij heeft de huurder gesommeerd de woning te verlaten. Hij deed dat per deurwaardersexploit, omdat zijn cliënte hem had meegedeeld dat de huurder zijn post mogelijk niet zou openen. Kort daarna schreef de klaagster, de moeder van de huurder, twee brieven aan de cliënte van mr. X waarin zij wees op de slechte psychische toestand van haar zoon.
Dat weerhield mr. X er niet van om een kort geding tot ontruiming aan te spannen. Dit is ingetrokken, omdat de huurder alsnog de woning verliet.
De klaagster verweet mr. X dat deze onjuist en onzorgvuldig handelde door een kort geding aan te spannen tegen haar schizofrene zoon. Met deze wetenschap had mr. X zich moeten verstaan met de klaagster, de GGD of de Sociale Dienst alvorens tot dagvaarding over te gaan.
Overwegingen raad
De raad kan zich zeer wel in de gedachte van de klaagster inleven, doch als haar zoon aan het maatschappelijk leven deelneemt of als men de zoon van klaagster aan het maatschappelijk leven laat deelnemen, dan zullen de gevolgen daarvan zoals in casu een huuropzegging en een dagvaarding ook moeten worden aanvaard. Niet gezegd kan worden dat mr. X de belangen van de zoon van klaagster nodeloos en op een ontoelaatbare wijze heeft geschaad, zodat de klacht als ongegrond moet worden afgewezen.
Overwegingen hof
Het hof onderschrijft de overwegingen van de raad omtrent de beoordeling van klachten over het optreden van de advocaat van de wederpartij. Ook de klaagster acht die overwegingen in hun algemeenheid juist, maar zij meent dat daarover in dit geval en in het geval van zaken tegen geestelijk gehandicapten in zijn algemeenheid, anders moet worden geoordeeld.
Het hof kan de klaagster in zoverre volgen dat van de advocaat in de door klaagster bedoelde zaken, ingeval hij van de geestelijke handicap op de hoogte is of behoort te zijn, een grote mate van zorgvuldigheid mag worden verlangd. Dat kan er echter niet toe leiden dat de advocaat geheel zou moeten afzien van het optreden in dergelijke zaken. Na overwogen te hebben dat mr. X van verder bijzonderheden over de psychische toestand van klaagsters zoon – de schizofrenie – niet op de hoogte was of had behoren te zijn oordeelde het hof dat het optreden van mr. X in voldoende mate zorgvuldig is geweest.
Volgt
Bekrachtiging van de beslissing van de raad.