Raad van Discipline Arnhem, 30 september 2002
(mrs. Van der Hulst, Baks, Bosma, Borkhuis en Knüppe)
Optreden van een advocaat in een arbeidsgeschil zonder mandaat van cliënt
– Artikel 46 (1.2 Vereiste communicatie met de cliënt)
– Gedragsregel 5
Feiten
Voor de feiten zij verwezen naar de hiervoorgaande beslissing.Mr. X –
mr. Y in de hiervoorgaande beslissing – staat genoemd als advocaat van klaagster in het verweerschrift. Klaagster heeft geen enkel contact met mr. X en neemt met hem voor het eerst contact op na indiening van het verzoekschrift en het verweerschrift bij de kantonrechter, omdat zij het met de inhoud van die stukken niet eens is. Naar aanleiding van dat telefoongesprek deelt mr. X mede contact te zullen opnemen met mr. Y – mr. X uit de voorgaande beslissing. Het was geen gebruik dat mr. X zijn briefpapier voor indiening van een verweerschrift ter beschikking stelde aan mr. Y en dat mr. Y voor ondertekening van het verweerschrift zorgdroeg. Dat was het gevolg van de omstandigheid dat mr. X met vakantie was. Mr. X verkeerde in de veronderstelling dat het niet nodig was dat hij zich inhoudelijk met de zaak zou bemoeien.
Overwegingen raad
Mr. X is tekortgeschoten in zijn belangenbehartiging jegens klaagster. Mr. X heeft twee versies van het ontbindingsverzoek en het verweerschrift ontvangen, namelijk een versie met en een versie zonder ontbindingsvergoeding. Dit had voor mr. X temeer aanleiding moeten vormen alert te zijn en er zich uitgebreid van te vergewissen dat klaagster zich bewust was van de reikwijdte van haar beslissing om in te stemmen met het verweerschrift waarin geen ontbindingsvergoeding was opgenomen en mr. X had over de consequentie van de regeling objectieve informatie aan klaagster moeten verschaffen. Voorts heeft mr. X onbetamelijk gehandeld door een verweerschrift in te dienen (op 28 maart 2001) zijnde een moment waarop mr. X nog niet met klaagster had gesproken. Zijn eerste contact dateert van 3 april 2001. Op het moment waarop mr. X bedoeld stuk indiende had hij derhalve van klaagster geen expliciet mandaat om haar belangen te behartigen. Dat klaagster bij brief d.d. 16 maart 2001 met een (niet-ingediend) concept voor een verweerschrift had ingestemd doet daaraan niet af. Ten slotte heeft mr. X onbetamelijk gehandeld door mee te werken aan misleiding van de kantonrechter alsmede de bedrijfsvereniging, waartoe hij onder meer zijn briefpapier aan de advocaat van de wederpartij heeft afgestaan.
Volgt
Gegrondbevinding van de klacht en oplegging van de maatregel van een enkele waarschuwing.