Raad van Discipline Amsterdam, 14 oktober 2002

(mrs. Kist, Karskens, Klaver, Meijer en Röttgering)

 

Handelen in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten

– Advocatenwet artikel 46 (1.4.2 Traagheid)

– Gedragsregel 4

 

Feiten

Tussen een rechtsbijstandsverzekeraar en haar verzekerde A ontstaat een verschil van inzicht. A doet een beroep op de – in de verzekeringsvoorwaarden opgenomen – geschillenregeling. A verzoekt de rechtsbijstandsverzekeraar om het geschil voor te leggen aan mr. X, die hem al in een andere kwestie bijstond.

De rechtsbijstandsverzekeraar geeft bij brief d.d. 11 december 2002 inderdaad aan mr. X opdracht om in het kader van de geschillenregeling (bindend) te adviseren. De rechtsbijstandsverzekeraar rappelleert schriftelijk op 26 januari en 26 februari 2001, vanwege het uitblijven van enige reactie van mr. X. Ook daarop reageert mr. X niet. Op 24 december 2001 neemt B, medewerker van de rechtsbijstandsverzekeraar, telefonisch contact op met mr. X, die toezegt op korte termijn te zullen adviseren. A deelt aan de rechtsbijstandverzekeraar mee dat hij contact heeft gehad met mr. X omtrent het verzochte advies. Dat advies blijft echter uit. Bij brief d.d. 25 januari 2002 stelt de rechtsbijstandsverzekeraar mr. X aansprakelijk voor de schade die A mogelijk lijdt door het uitblijven van het advies en kondigt zij een klacht aan. Die klacht wordt op 11 februari 2002 ingediend. Tijdens het daaropvolgende onderzoek antwoordt mr. X niet op brieven van de deken.

 

Klacht

De rechtsbijstandsverzekeraar klaagt dat mr. X de aan hem verstrekte en door hem aanvaarde opdracht om bindend advies te geven niet heeft uitgevoerd.

Het dekenbezwaar houdt in dat mr. X in het geheel niet heeft gereageerd op diverse verzoeken van de deken tot het geven van informatie. Overwegingen van de raad

Aannemelijk is geworden dat de aan mr. X gegeven opdracht tot het geven van een advies in het kader van de geschillenregeling door hem is aanvaard, nu uit niets blijkt dat mr. X de opdracht heeft geweigerd en hij telefonisch aan B heeft toegezegd het gevraagde advies alsnog te zullen verstrekken en hij bovendien met de verzekerde contact heeft gehad over die kwestie.

De opdracht tot het geven van advies in het kader van de geschillenregeling is gegeven door de rechtsbijstandsverzekeraar. Deze is dan ook als opdrachtgever gerechtigd om de onderhavige klacht in te dienen. Mr. X heeft de aan hem gegeven en door hem aanvaarde opdracht tot het geven van advies niet uitgevoerd en hij heeft derhalve aan deze opdracht niet de zorg besteed die hij als advocaat behoort te betrachten. De klacht is gegrond.

Mr. X heeft niet aanstonds de deken desgevraagd geantwoord. Hij heeft in het geheel niet gereageerd op diverse verzoeken van de deken. Mr. X heeft aldus in strijd met gedragsregel 37 en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

Mr. X is stelselmatig en in zeer ernstige mate tekortgeschoten door

noch klager noch de deken te antwoorden op hun herhaalde verzoeken. Mr. X heeft zich zodanig onbehoorlijk gedragen dat een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur als hierna vast te stellen op zijn plaats is. De raad neemt daarbij nog in aanmerking dat het optreden van mr. X in deze zaak niet op zichzelf staat en de raad verwijst daarbij naar een eerdere beslissing van het Hof van Discipline alsmede naar gelijktijdig gegeven beslissingen van de raad in twee andere zaken, waarbij aan mr. X de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing is opgelegd.

 

Volgt

De raad verklaart zowel de klacht als het dekenbezwaar gegrond en legt in beide gevallen aan mr. X op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één maand. De raad bepaalt dat de beide perioden van schorsing (alsmede de periode van schorsing in de twee hiervoor genoemde andere zaken) achtereenvolgend ten uitvoer gelegd zullen worden.

Download artikel als PDF

Advertentie