Raad van Discipline Amsterdam, 9 december 2002

(mrs. Kist, Van Ardenne, Breederveld, Meijer en Röttgering)

 

Bij het optreden van de advocaat krachtens een rechtsbijstandsverzekering blijft de cliënt diens opdrachtgever. Dat brengt mee dat de advocaat tegenover de verzekeraar ten volle is gebonden aan zijn geheimhoudingsplicht jegens zijn cliënt.

– Advocatenwet artikel 46 (1.3 De geheimhoudingsplicht)

– Gedragsregel 6

 

Feiten

Klager werd door de curator in een faillissement aangeschreven in verband met een op hem rustende bestuurdersaansprakelijkheid. Zijn rechtsbijstandsverzekeraar wees hem mr. X als raadsman toe. In art. 7.6 van de toepasselijke polisvoorwaarden is – voorzover van belang – bepaald dat indien een advocaat is ingeschakeld de verzekerde verplicht is de rechtsbijstandsverzekeraar – al dan niet via zijn advocaat – op de hoogte te houden van de voortgang.

Mr. X heeft klager enkele malen verzocht, in verband met de behartiging van zijn zaak, hem de benodigde administratieve bescheiden ter beschikking te stellen. Vervolgens heeft klager per fax winst- en verliescijfers over de periode 1 juni tot 1 oktober 1999 toegestuurd. Op een gegeven moment heeft klager twijfels gekregen over de juridische dienstverlening van mr. X en aan de rechtsbijstandsverzekeraar gevraagd of het mogelijk was hem een andere raadsman toe te wijzen. De verzekeraar heeft die brief doorgestuurd naar mr. X die, zonder vooraf klager te hebben ingelicht, schriftelijk reageerde. In die brief vermeldt mr. X onder andere dat klager ‘(…) noch aan hem, noch aan zijn kantoorgenoot enige administratie ter beschikking had gesteld (…)’. Naar aanleiding van deze brief concludeerde de verzekeraar dat klager niet voldoende de aanwijzingen van zijn raadsman had opgevolgd en dat de verzekeraar daarom niet gehouden was voor een opvolgende raadsman zorg te dragen.

De klacht houdt in dat mr. X

a) zijn geheimhoudingsplicht jegens klager heeft geschonden door aan de rechtsbijstandsverzekeraar informatie te verschaffen;

b) aan de verzekeraar een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven door haar te berichten dat klager niet goed zou hebben meegewerkt aan het vergaren van informatie om deugdelijk inhoudelijk te kunnen reageren.

c) …

d) …

De klachtonderdelen c) en d) zijn ter zitting ingetrokken.

 

Overwegingen van de raad

Ad a):

Bij het optreden door een advocaat voor een cliënt krachtens een rechtsbijstandsverzekering staat de advocaat weliswaar in een eigen verhouding tot de verzekeraar maar blijft de cliënt de opdrachtgever. Naar het oordeel van de raad brengt die mee dat de advocaat ook tegenover de verzekeraar ten volle is gebonden aan zijn geheimhoudingsplicht jegens zijn cliënt. De raad deelt dus niet het standpunt van mr. X dat in een geval als het onderhavige de cliënt door de enkele aanvaarding van de toewijzing van een advocaat krachtens een rechtsbijstandsverzekering ermee instemt dat deze advocaat de verzekeraar op de hoogte houdt van het verloop van de rechtsbijstandsverlening, van bijzonderheden die zich daarin voordoen of van zijn visie op een ander. Hierbij is van belang dat de rechtsbijstandsverzekeraar niet gebonden is aan een met verschoningsrecht versterkte geheimhoudingsplicht als de advocaat. Dit alles behoudens andere afspraken, bedongen in de polisvoorwaarden of gemaakt tussen de advocaat en de cliënt. Het bepaalde in artikel 7.6 van de polisvoorwaarden geeft in elk geval niet aan de advocaat een zelfstandig, los van de cliënt staand recht op informatieverstrekking aan de verzekeraar en betreft overigens slechts feitelijke mededelingen over de voortgang van de bijstandsverlening. Voor het overige zijn geen bijzondere afspraken als evenbedoeld bedongen in de voorwaarden van de onderhavige rechtsbijstandsverzekering en deze zijn ook niet afzonderlijk tussen mr. X en klager gemaakt. Dit betekent dat het mr. X in elk geval niet vrij stond om zonder voorafgaand overleg met klager op de hem door de verzekeraar toegezonden brief van klager te reageren als hij heeft gedaan nu hij daarin mededelingen heeft gedaan die in beginsel onder zijn geheimhoudingsplicht vielen. Zou evenbedoeld overleg met klager niet tot een oplossing hebben geleid dan restte mr. X in de richting van de verzekeraar niets anders dan de mededeling dat hij vanwege zijn geheimhoudingsplicht niet kon ingaan op de inhoudelijke aspecten van klagers brief. Het valt overigens te betwijfelen of klager met een dergelijke opstelling de toewijzing van een andere advocaat naderbij zou brengen.

Dit klachtonderdeel acht de raad dan ook gegrond.

Ad b):

Vaststaat dat klager per fax de administratie over de periode 1 januari tot 1 oktober 1999 aan mr. X ter beschikking had gesteld. De mededeling van mr. X in zijn brief aan de verzekeraar, dat klager noch aan hem, noch aan zijn kantoorgenoot enige administratie ter beschikking had gesteld, is dan ook feitelijk onjuist. Het betoog van mr. X is dat de toegezonden administratieve bescheiden niet de administratie was waar hij om gevraagd had, doet op zichzelf aan de onjuistheid van die mededeling niet af.

Ook dit klachtonderdeel acht de raad gegrond.

 

Maatregel

De raad neemt in aanmerking dat het op de door de klacht aan de orde gestelde vraag ontbreekt aan tuchtrechtelijke duidelijkheid en dat een actie als mr. X thans wordt verweten in de praktijk gebruikelijk is zonder tot problemen te leiden. Hoewel het mr. X had gepast zich in zijn brief, naar hij ter zitting ook heeft erkend, terughoudender uit te drukken, acht de raad de mededelingen die mr. X ten onrechte aan de verzekeraar heeft gedaan jegens klager betrekkelijk onschuldig van aard. Om een en ander ziet de raad geen aanleiding een maatregel op te leggen. Aan klagers verzoek om mr. X schade te doen vergoeden, komt de raad daarom niet toe.

Beslissing van de raad

De onderdelen a) en b) van de klacht worden gegrond verklaard.

Download artikel als PDF

Advertentie