Raad van Discipline ‘s-Hertogenbosch, 21 oktober 2002

(mrs. Mertens-Steeghs, Van Boxsel, De Bont, Theunissen en Caudri)

 

Een advocaat die voor twee partijen in een echtscheidingsprocedure optreedt dient zich rekenschap te geven van de gronden waarop partijen met een regeling instemmen, indien één van partijen genoegen neemt met minder dan hij of zij recht op heeft.

– Advocatenwet artikel 46 (2.4.2 Tegenstrijdige belangen van verschillende cliënten)

– Gedragsregel 7 lid 1

 

Feiten

Mr. X stelt dat beide partijen zich telefonisch tot hem gewend hebben met het verzoek hun echtscheiding zo snel mogelijk te regelen en hem later hebben bericht dat zij het beiden eens waren over de scheiding en deling van de huwelijksgemeenschap. De contacten zijn alleen gelopen via de man van klaagster. Klaagster stelt dat zij zich niet kan herinneren dat zij, zoals mr. X stelt, een opdrachtbevestiging, het echtscheidingsconvenant en een akte van berusting heeft ondertekend. Klaagster was in die periode ziek. Mr. X legt geen stukken over waarop de ondertekening door klaagster voorkomt. Klaagster stelt dat zij eerst nadat de echtscheiding een feit was, in de echtelijke woning de stukken heeft gevonden die mr. X met haar ex-echtgenoot heeft gewisseld over de echtscheiding.

 

Overwegingen raad

Mr. X heeft gesteld dat klaagster en haar ex-echtgenoot zich in juni 2001 telefonisch tot hem gewend hebben met het verzoek een echtscheiding tot stand te brengen. Klaagster evenwel ontkent dat zij zulk een verzoek aan mr. X heeft gedaan. Mr. X heeft tegenover deze ontkenning zijdens klaagster op geen enkele wijze aangetoond dat klaagster hem opdracht heeft gegeven een echtscheiding te entameren. Mr. X stelt voorts dat hij steeds contact gehad heeft met de ex-echtgenoot van klaagster, terwijl vaststaat dat klaagster slechts eenmaal telefonisch contact gehad heeft met mr. X op een moment dat de echtscheiding al was uitgesproken en in de registers van de burgerlijke stand was ingeschreven.Waar mr. X stelt, dat hij aan beide partijen een opdrachtbevestiging heeft toegezonden, staat daar tegenover, dat klaagster niet zegt te weten dat zij een opdrachtbevestiging heeft getekend. Nu mr. X zich kennelijk er niet van heeft vergewist, dat klaagster de verstrekte opdracht ook persoonlijk heeft ondertekend c.q. bevestigd, is de conclusie gerechtvaardigd, dat mr. X in de zorgvuldigheid die bij een dergelijke opdrachtbevestiging noodzakelijk is ernstig is tekortgeschoten. De raad heeft mr. X uitdrukkelijk en schriftelijk gevraagd om hem alle relevante stukken en correspondentie te doen toekomen. Mr. X is daarmede in gebreke gebleven. Door de raad is niet vastgesteld kunnen worden, dat klaagster aan mr. X enige opdracht heeft gegeven, laat staan tot het opstellen van een echtscheidingsconvenant. De raad heeft vanwege de afwezigheid van de stukken ook niet bij klaagster kunnen verifiëren, of de daarop – naar de stelling van mr. X – aanwezige handtekening de hare was.

Ook te dezen is derhalve mr. X zeer ernstig in de vereiste zorgvuldigheid tekortgeschoten.

Wanneer de advocaat in een echtscheiding de belangen van beide partijen behartigt dient hij zeer grote zorgvuldigheid in acht te nemen en zich er in elk geval van te vergewissen dat beide partijen hem in de arm hebben genomen en opdracht hebben gegeven voor hen op te treden, maar bovendien zich ervan te vergewissen dat de getroffen regeling aan beide partijen bekend is en door beide wordt begrepen. In een uitspraak van het Hof van Discipline (nr. 2214, 08-07-96; Advocatenblad 1997 pagina 680) wordt hieraan toegevoegd: ‘dat de advocaat de partijen duidelijk dient te wijzen op hun wederzijdse marges en mogelijkheden, en er voor dient te waken dat wanneer een van beiden genoegen neemt met minder dan hem of haar bij formele afwikkeling toe zou komen, deze daarin dan uitdrukkelijk instemt en zich rekenschap geeft van de gronden waarop hij of zij dat standpunt inneemt. In het algemeen zal het daarbij van belang zijn dat partijen schriftelijk op hun mogelijkheden en hun voorgenomen toegevingen worden gewezen, naast vastlegging van de regeling, welke partijen en de gezamenlijke advocaat voor ogen staat.

Dit alles betekent, dat in het kader van een goede behartiging van de belangen van beide partijen de advocaat in die situatie zich in persoonlijke gesprekken er van moet overtuigen wat partijen wensen.

Nu vaststaat, dat mr. X op geen enkele wijze contact heeft gehad met klaagster over de scheiding en deling, over de echtscheiding of over welk onderdeel daarvan dan ook, en zich wel heeft gezet aan het maken van convenanten, verzoeken en zelfs het heeft laten komen tot inschrijving van de echtscheiding in de registers van de Burgerlijke Stand, heeft mr. X hiermee naar het oordeel van de raad een zeer elementaire verplichting van de advocaat miskend. Hoewel mr. X heeft toegegeven dat hij, achteraf gezien, zorgvuldiger had moeten handelen, is de raad uitdrukkelijk van oordeel, dat mr. X zodanig ernstig ten aanzien van het handelen als advocaat is tekortgeschoten, dat de hierna op te leggen maatregel als adequate sanctie wordt beschouwd.

 

Volgt

Gegrondbevinding van de klacht en oplegging van de maatregel van berisping.

Download artikel als PDF

Advertentie