Hof van Discipline nr. 3526, 13 december 2002

(mrs. Fransen, Beker, Hulleman, Gerritzen en Mendlik)

Raad van Discipline ‘s-Hertogenbosch, 5 november 2001

(mrs. Mertens-Steeghs, Van Dooren, Henselmans, Luchtman en Hegeman)

Optreden van een advocaat als bewindvoerder in een schuldsanering.

– Advocatenwet artikel 46 (2.1 Wat in het algemeen niet betaamt)

– Gedragsregel 1

Feiten

A. verkeert in ernstige financiële problemen en besluit een beroep te doen op de Schuldsaneringsregeling Natuurlijke Personen. Mr. X wordt tot bewindvoerder benoemd. In een eerste gesprek met A. en zijn vader, klager, verklaart laatstgenoemde bereid te zijn een bedrag beschikbaar te stellen voor een regeling met crediteuren. Daarnaast komt in dat gesprek de betaling van het bewindvoerderssalaris aan de orde. Volgens klager is toen afgesproken een salaris van ƒ 4.000 voor mr. X. Volgens mr. X is toen alleen afgesproken dat klager zijn salaris zou betalen maar is geen vast bedrag afgesproken.

Bij de behandeling van het hoger beroep over het aangeboden akkoord vraagt het hof om een opgave van de uren van mr. X.Mr. X doet die opgave en vervolgens stelt het hof het salaris van mr. X vast. Klager beklaagt zich er over dat mr. X daarbij geen melding heeft gemaakt over de met klager gemaakte honorariumafspraak van ƒ 4.000. Mr. X stelt dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht omdat deze gericht is tegen handelingen van hem in zijn kwaliteit van bewindvoerder.

Overwegingen raad

Ten aanzien van het beroep op niet-ontvankelijkheid van de klacht

De taakuitoefening van de advocaat als bewindvoerder (in een schuldsanering) behoort niet tot het terrein dat door het advocatentuchtrecht wordt bestreken. Uitsluitend indien de advocaat zich in die hoedanigheid zou misdragen en daardoor het vertrouwen in de advocatuur zou schaden kan er voor tuchtrechtelijke toetsing aanleiding zijn. Dit zal de tuchtrechter steeds hebben te beoordelen, zodat het beroep op niet-ontvankelijkheid zal moeten worden afgewezen.

Ten aanzien van de inhoud van de klacht

Klager stelt dat hij met mr. X is overeengekomen dat klager het salaris van mr. X als bewindvoerder zou betalen. Voorts werd volgens klager het salaris vooraf vastgesteld op ƒ 4.000.

Mr. X daarentegen erkent wel dat klager zijn salaris zou betalen doch ontkent dat een vast bedrag zou zijn afgesproken. De klacht houdt derhalve in dat mr. X de met klager gesloten overeenkomst niet nakomt en dat dus mr. X wanprestatie pleegt. Dit betekent dat er een civielrechtelijk geschil bestaat tussen klager en mr. X. Het behoort niet tot de bevoegdheid van de tuchtrechter om hierover te oordelen. Het oordeel daarover is voorbehouden aan de civiele rechter zodat klager derhalve terzake het onderhavige geschil zich zal dienen te wenden tot de civiele rechter.

Volgt

Afwijzing van het beroep op niet-ontvankelijkheid en onbevoegdverklaring om van het klachtonderdeel kennis te nemen.

Overwegingen hof

Ten aanzien van het beroep niet-ontvankelijkheid van de klacht

Het hof acht de motivering waarbij het beroep op niet-ontvankelijkheid is afgewezen niet geheel juist. De taakuitoefening van de advocaat als bewindvoerder (in een schuldsanering) behoort niet tot het terrein dat door het advocatentuchtrecht wordt bestreken, tenzij de advocaat zich in die hoedanigheid zodanig heeft misdragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur zou kunnen worden geschaad. De tuchtrechter zal niet steeds hebben te beoordelen of de bedoelde uitzondering zich voordoet, doch slechts in het geval dat de klager daartoe in zijn klacht voldoende heeft gesteld. Dit laatste is in casu het geval. De raad heeft derhalve terecht mr. X’ beroep op de niet-ontvankelijkheid van de klacht verworpen, zij het op niet geheel juiste gronden. Het hof verbetert die gronden in de aangegeven zin.

Ten aanzien van de onbevoegdheid om van de klacht kennis te nemen

Klager beoogt blijkens de toelichting op de grief met zijn klacht niet de (civielrechtelijke) beslissing van de tuchtrechter te verkrijgen dat mr. X de in het klachtonderdeel gestelde honorariumafspraak niet is nagekomen, maar beklaagt zich er over dat mr. X door de afspraak niet na te komen heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt. De raad heeft zich daarom ten onrechte onbevoegd verklaard om van het klachtonderdeel kennis te nemen. De beslissing van de raad kan mitsdien in zoverre niet in stand blijven; het hof zal alsnog de juistheid van de klacht dienen te onderzoeken. Klager en mr. X verschillen van mening over de inhoud van de afspraak waarop het klachtonderdeel betrekking heeft. Daardoor is die inhoud niet komen vast te staan. Met name is niet komen vast te staan – zoals klager betoogt – hij slechts heeft toegezegd een bewindvoerderssalaris van (maximaal) ƒ 4.000 voor zijn rekening te zullen nemen. Dit brengt mee dat het hof niet is gebleken dat mr. X in zijn hoedanigheid van bewindvoerder door de toezegging niet op de te vatten als beperkt tot ƒ 4.000 zodanig heeft gehandeld dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur kon worden geschaad. Het klachtonderdeel is daarom in zoverre ongegrond.

Volgt

Vernietiging van de beslissing van de Raad van Discipline voorzover deze zich daarbij onbevoegd heeft verklaard van het klachtonderdeel kennis te nemen, bevoegdverklaring om van dit klachtonderdeel kennis te nemen en ongegrondverklaring van het klachtonderdeel.

Download artikel als PDF

Advertentie