Hof van Discipline, 10 januari 2003, nr. 3637

(mrs. Sterk, Fleers, Van Loo, Creutzberg en Fiévez)

Raad van Discipline Leeuwarden, 31 mei 2002

(mrs. Van Riessen, Van Duursen, De Groot, Meijer en Vogelsang)

 

Niet tijdig betalen van het aan zijn voorganger toekomende honorarium door een opvolgende toegevoegde advocaat met een, door de raad als kansloos beoordeeld, beroep op verrekening.

– Advocatenwet artikel 46 (5.5 Nakomen van financiële verplichtingen) en 46c

– Gedragsregels 17 en 23

 

Feiten

Mr. A wordt als raadsman aan een verdachte toegevoegd. Mr. X neemt de behandeling van de zaak over. Later declareert mr. A in overleg met, en met instemming van, mr. X aan hem een bedrag van ƒ 625,57 wegens het aan mr. A toekomende deel van de toevoegingsvergoeding. Ondanks herhaalde verzoeken van mr. A betaalt mr. X dat bedrag aanvankelijk niet, met een beroep op verrekening.Mr. A roept bemiddeling door de deken in. Op grond van hetgeen de deken in dat verband ter kennis komt klaagt deze vervolgens ambtshalve.

Uiteindelijk betaalt mr. X ongeveer anderhalf jaar nadat hij de declaratie heeft ontvangen.

Klacht

Mr. X heeft met een bij voorbaat kansloos beroep op verrekening

geweigerd, althans nagelaten, de declaratie van mr. A te voldoen, ondanks herhaald verzoek.

 

Overwegingen van de raad

Mr. X stelt, dat hij een vordering heeft waarmee de vordering van mr. A te verrekenen is en hij voert in dit verband het volgende aan. Mr. A heeft in het verleden de administratie gevoerd van een gezamenlijk advocatenspreekuur waaraan mr. X deelnam. De in eerste aanleg ongeveer dertien deelnemende advocaten betaalden als voorschot een bedrag van ƒ 250 per jaar als bijdrage in de kosten. Jaarlijks werd er door de deelnemers desgewenst met partners gedineerd ten laste van de aldus gefourneerde gelden. Hoewel hij hieraan niet heeft deelgenomen zijn aan mr. X niettemin de kosten van diners in rekening gebracht. Mr. A beheerde de financiën, maar heeft geweigerd deze kosten aan hem te restitueren. Desgevraagd wenste mr. A slechts een ontoereikende verantwoording af te leggen over de inkomsten en uitgaven. Die opstelling gaf aanleiding tot nadere vragen, die mr. A niet beantwoordde. Mr. X heeft zich, overigens niet als enige, uit het spreekuur teruggetrokken. Mr. A weigerde het te veel betaalde te restitueren, ondanks herhaalde verzoeken. Het zou goed zijn wanneer mr. A alsnog een controleerbare financiële verantwoording zou geven en zou verrekenen hetgeen eenieder toekomt. Mr. X houdt mr. A geheel aansprakelijk voor het beheer van de gelden. De raad overweegt te dien aanzien als volgt.

Nu de door mr. X beweerde vordering op mr. A in verband met restitutie van in rekening gebrachte dinerkosten door mr. A is betwist, is aan het vereiste voor een geldig beroep op compensatie niet voldaan, zoals mr. X als rechtsgeleerde advocaat had kunnen en moeten weten. Mr. X mocht derhalve op deze grond betaling van de declaratie van mr. A ad ƒ 625,57 niet (blijven) weigeren. Dat mr. X ten slotte het aan mr. A verschuldigde heeft voldaan, doet aan het klachtwaardig handelen van mr. X niet af. De betaling heeft pas plaatsgehad nadat het onderzoek door de deken naar de klacht van mr. Awas afgesloten. De raad verklaart de klacht gegrond en legt aan mr. X een berisping op.

 

Overwegingen van het hof

De eerste grief van mr. X luidt als volgt: ‘Ten onrechte oordeelt de raad dat een beslissing is genomen op de klacht van mr. A.Mr. A heeft bemiddeling verzocht; echter geen klacht ingediend. De deken heeft zelfstandig een klacht ingediend. De beslissing van de raad is onjuist en onbegrijpelijk. De klacht kan geen stand houden.’ Deze grief slaagt. Artikel 46c van de Advocatenwet bepaalt dat klachten schriftelijk moeten worden ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten. Klager heeft geen schriftelijke klacht bij de deken ingediend. Dat blijkt uit de schriftelijke stukken en tevens uit de verklaring van klager ter zitting. De beslissing van de raad kan dan ook niet in stand blijven.

 

Volgt

Het hof vernietigt de beslissing van de raad en verstaat dat de klacht niet is ingediend.

 

Noot

De raad heeft uit het oog verloren dat mr. A slechts bemiddeling door de deken had gevraagd en niet een klacht tegen mr. X had ingediend. Kennelijk was het zo, dat de door de raad beoordeelde klacht van de deken afkomstig was, maar ten onrechte aan mr. A toegeschreven die ter zitting van de raad niet aanwezig was. Het hof heeft de zaak rechtgezet. Het is echter wat merkwaardig dat mr. A in de beslissing van het hof consequent als klager wordt aangeduid, terwijl nu juist is vastgesteld dat hij géén klacht had ingediend. Het hof ‘verstaat dat de klacht niet is ingediend’. Ook dat is niet helemaal zuiver: de klacht is wel ingediend, niet door mr. A maar door de deken. Diens ambtshalve bezwaar is door deze beslissing niet afgedaan.

CHBW.

Download artikel als PDF

Advertentie