Hof van Discipline, 13 januari 2003, nr. 3542
(mrs. Fransen, Beker, Vermeulen, Boumans en De Kok)
Raad van Discipline Leeuwarden, 6 december 2001
(mrs. Giltay, Groenewegen, Van Hartingsveld, Meijer en Winkel)
Het handelen van een advocaat die binnen zijn kantoor is belast met het behandelen van klachten kan slechts marginaal worden getoetst in een tuchtrechtelijk geding.
– Advocatenwet artikel 46 (2.1 Wat in het algemeen niet betaamt)
– Gedragsregel 1
Feiten
Mr. X is binnen zijn kantoor belast met het behandelen van klachten. Een cliënt heeft zich beklaagd over gedragingen van mr. A, eveneens aan het kantoor verbonden, en na tussenkomst van mr. X heeft een gesprek tussen hen drieën plaatsgevonden. Afgesproken wordt dat mr. A schriftelijk zal reageren op een aantal bij klager levende vragen. Klager vindt de daarop gevolgde brief vaag waarop mr. X hem laat weten het met dat oordeel niet eens te zijn.Hij geeft klager in overweging om een andere advocaat te zoeken omdat naar zijn indruk de verhouding tussen klager en mr. A verstoord is geraakt. Klager beklaagt zich over drie aspecten aan de zaak. Allereerst meent hij dat mr. A ten onrechte geweigerd heeft nog een nadere uitleg te geven, aan de hand van vragen van klager. Voorts heeft hij er bezwaar tegen dat hem niet is meegedeeld dat mr. A kort nadien het advocatenkantoor in kwestie zou verlaten. Ten slotte acht hij het onjuist dat hem is meegedeeld dat de relatie met het kantoor verstoord zou zijn en hij buiten het kantoor een andere advocaat diende te zoeken.
Beoordeling door de raad
Mr. X is in dezen niet als advocaat van klager of als advocaat van diens tegenpartij opgetreden. Mr. X heeft tussen klager en mr. A in het kader van de Klachten- en Geschillenregeling bemiddeld. Hij is derhalve als bemiddelaar opgetreden. De functie van bemiddelaar vertoont naar het oordeel van de raad zodanige overeenkomsten met de functie van een deken, dat het in de rede ligt dat de raad het handelen van mr. X beoordeelt naar analogie van de jurisprudentie van het Hof van Discipline over het optreden van een deken die een onderzoek doet naar een bij hem ingediende klacht tegen een advocaat. De raad neemt derhalve als uitgangspunt, dat het optreden van mr. X in vermelde hoedanigheid niet onder tuchtrechtelijke controle staat, tenzij hij bij het uitoefenen van zijn functie zijn taak zodanig heeft verwaarloosd of zich in die hoedanigheid zodanig heeft misdragen dat hij geacht moet worden zich te hebben schuldig gemaakt aan een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.
Aan deze regel zal de raad het optreden van mr. X toetsen. In zijn eerste brief aan klager is mr. A inhoudelijk ingegaan op een aantal bij klager gerezen vragen. Mr. X heeft over die brief van mr. A gezegd, dat hij van mening was dat deze brief niet vaag was, maar dat mr. A daarin een duidelijke uiteenzetting had gegeven. Niet is gebleken dat het oordeel van mr. X onbegrijpelijk is. Het verwijt dat klager niet (eerder) op de hoogte is gebracht van het vertrek van mr. A gaat evenmin op. Terecht heeft mr. X gesteld dat het aan mr. A en het kantoor gezamenlijk was het tijdstip te bepalen waarop het vertrek van mr. A wereldkundig werd gemaakt. Op grond van de aan de raad overgelegde bescheiden en het verhandelde ter zitting is gebleken, dat mr. X op een gegeven moment constateerde dat de verhouding tussen klager en mr. A verstoord was geraakt met name toen klager bleef aandringen op een nadere uitleg, nadat mr. A reeds uitgebreid was ingegaan op bij klager na de bespreking nog aanwezige vragen. Het advies dat mr. X toen aan klager gaf om een andere advocaat te gaan zoeken nadat hij eerder had vastgesteld dat de verhouding tussen klager en mr. A verstoord was geraakt en zulks aan klager – ook als zijn eigen oordeel – had meegedeeld, is niet onbegrijpelijk.
Dit klachtonderdeel treft derhalve evenmin doel.
Beslissing van de raad
De raad verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond. Overwegingen van het hof
Tegen de beslissing van de raad voert klager zakelijk weergegeven de volgende grieven aan:
1. De zitting bij de raad is niet correct verlopen; klager heeft niet naar voren kunnen brengen wat hij voor de behandeling dienstig achtte.
2. De raad heeft in zijn overwegingen en beslissing niet verdisconteerd dat mr. A een onjuist advies heeft gegeven.
3. Ten onrechte heeft mr. X een bespreking met mr. A gearrangeerd in plaats van met de opvolger.
4. Ten onrechte is mr. X door de deken als bemiddelaar aangewezen, nu hij enerzijds lid was van de Raad van Toezicht en anderzijds een kantoorgenoot van mr. A.
De eerste grief kan, wat daarvan overigens zij, niet tot vernietiging
van de beslissing van de raad leiden, aangezien het hoger beroep ook strekt tot herstel van verzuimen bij de behandeling en de uitspraak in eerste aanleg en het hof kennis heeft genomen van klagers aantekeningen voor de zitting van de raad.
De tweede grief regardeert mr. X niet en behoeft daarom geen verdere bespreking.
Bij de beoordeling van de twee resterende grieven neemt het hof als uitgangspunt dat mr. X in de geschillen tussen klager en mr. A als bemiddelaar is opgetreden. Voor de advocaat-bemiddelaar geldt, evenals bijvoorbeeld voor een als curator, deken of rechter-plaatsvervanger optredende advocaat, dat zijn optreden in die hoedanigheid slechts marginaal kan worden getoetst in een tuchtrechtelijk geding ingevolge de Advocatenwet. De raad heeft voor dit facet terecht aandacht
gevraagd. Wat de derde grief betreft, verenigt het hof zich met het oordeel van de raad dat het aan mr. A en zijn kantoor gezamenlijk was het tijdstip te bepalen waarop zijn vertrek wereldkundig werd gemaakt. De vierde grief gaat mr. X alleen aan voorzover hem daarin zou worden verweten dat hij zich als bemiddelaar heeft laten aanwijzen en als zodanig is opgetreden. Het zou hier dan gaan om een nieuwe klacht tegen mr. X. Nieuwe klachten kunnen echter in hoger beroep niet in behandeling worden genomen. Klager kan daarom in zoverre niet in deze grief worden ontvangen. Voor het overige richt de grief zich tegen een (beweerde) handelwijze van de deken en regardeert zij mr. X niet, zodat verdere bespreking van de grief achterwege kan blijven. Uit het voorgaande volgt dat de beslissing van de raad zal worden bekrachtigd.
Beslissing van het hof
Volgt bekrachtiging.