Voorzitter Raad van Discipline Amsterdam, 10 maart 2003

(mr. Kist)

 

Aanwijzing van een rapporteur ex artikel 60 d Advocatenwet

– Advocatenwet artikel 60d. (6 Tuchtprocesrecht)

 

Feiten

De deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement B. verzoekt aan de Voorzitter van de Raad van Discipline om een rapporteur te benoemen die een onderzoek moet instellen naar de praktijk van mr. Z.

Het verzoek zoals dat ter zitting nader is toegelicht houdt zakelijk weergegeven in dat de deken aanwijzingen heeft dat gerequestreerde geen blijk ervan geeft zijn praktijk behoorlijk uit te kunnen oefenen aangezien:

a. de deken via de President van de rechtbank en de Sectorvoorzitter Civiel klachten hebben bereikt van individuele rechters over het functioneren van mr. Z;

b. door cliënten van mr. Z diverse klachten tegen hem zijn ingediend omtrent gedragingen of nalaten in strijd met artikel 46 Advocatenwet;

c. tegen mr. Z een drietal beroepsaansprakelijkheidsprocedures aanhangig zijn gemaakt, die wegens te late melding bij de verzekeraar niet zijn gedekt en door mr. Z voorts zelf behandeld worden;

d. mr. Z zijn toezegging aan de deken hem tijdig een volledige lijst te verstrekken van zaken die door mr. Z worden behandeld, niet is nagekomen.

Voor de beoordeling van het verzoek kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan: Tegen mr. Z zijn meerdere klachten ingediend omtrent gedragingen of nalaten in strijd met artikel 46 Advocatenwet. Ook in het verleden zijn dekens geconfronteerd met klachten van cliënten over het functioneren van mr. Z.

Voorts zijn tegen mr. Z een drietal beroepsaansprakelijkheidsprocedures aanhangig die wegens te late melding door mr. Z bij zijn verzekeraar, niet onder zijn beroepsaansprakelijkheidspolis worden gedekt. Mr. Z voert zelf het verweer in deze procedures.

Voorts zijn in het reguliere overleg tussen de deken van de Orde van Advocaten in B. en de President van de rechtbank B. en de Sectorvoorzitter Civiel van deze rechtbank verschillende klachten aan de deken overgebracht van individuele rechters over het functioneren van mr. Z. Deze klachten houden onder meer in dat:

– rechters veel tijd kwijt zijn om mr. Z te bewegen producties op tijd in te leveren;

– aan mr. Z opvallend vaak akte van niet-dienen wordt verleend omdat hij niet tijdig proceshandelingen verricht;

– mr. Z regelmatig te laat afbelt, zodat kostbare zittingsruimte verloren gaat.

Ten slotte heeft mr. Z de deken niet het hem toegezegde overzicht verstrekt van de zaken die door hem worden behandeld.

 

De beoordeling van het verzoek

Mr. Z heeft de door de deken gestelde feiten niet weersproken en zich ter zitting gerefereerd aan het oordeel van de Voorzitter. Mr. Z heeft voorts verklaard geen bezwaar te hebben tegen benoeming van mr. A tot rapporteur.

Gelet op de feiten, zoals verwoord in deze beslissing, zijn er voldoende aanwijzingen dat zich een situatie voordoet zoals bedoeld in artikel 60b Advocatenwet, namelijk dat mr. Z tijdelijk of blijvend geen blijk ervan geeft zijn praktijk behoorlijk uit te kunnen oefenen. Het verzoek dient derhalve te worden toegewezen.

 

Beslissing

De Voorzitter van de Raad van Discipline:

1. wijst het verzoek toe;

2. benoemt mr. A tot rapporteur;

3. bepaalt dat de rapporteur binnen 3 weken na dagtekening van deze beslissing, zich een oordeel vormt over de toestand van de praktijk van mr. Z en aan de Voorzitter van de Raad daarvan verslag doet;

4. bepaalt dat de rapporteur in zijn verslag een lijst opneemt van de zaken die mr. Z in behandeling heeft met daarbij per zaak aangetekend in welke stand die zich bevindt, of de cliënten van mr. Z in die zaak in voldoende mate over de (voortgang van de) zaak worden geïnformeerd en of een voortgezette behandeling van die zaak door mr. Z door de rapporteur onwenselijk wordt geacht;

5. bepaalt voorts dat de rapporteur in zijn verslag melding maakt van de wijze waarop in de praktijk van mr. Z het dossierbeheer plaatsvindt, de termijnen worden bewaakt en de agenda wordt beheerd en hij voorts daarin de voorzitter aanbevelingen doet over de wenselijkheid van voortzetting van de praktijk door mr. Z en, indien van toepassing, de voorwaarden waaronder deze voortzetting dient plaats te vinden;

6. draagt mr. Z op de rapporteur alle gevraagde inlichtingen te verschaffen die de rapporteur nodig oordeelt voor zijn onderzoek en de rapporteur inzage te verschaffen in de dossiers, boeken, bescheiden en andere gegevensdragers betrekking hebbende op de praktijk van mr. Z;

7. machtigt de rapporteur om, zo nodig met behulp van de sterke arm, zich inzage te verschafffen in de onder 6 genoemde gegevensdragers;

8. bepaalt dat de rapporteur zijn werkzaamheden zal uitvoeren tegen een vergoeding van ten hoogste H 250 per uur (excl. BTW) en bepaalt dat het onderzoek ten hoogste H 5.500 (excl. BTW) mag kosten.

Download artikel als PDF

Advertentie