Raad van Discipline ‘s-Gravenhage, 3 november 2003

(mrs. Holtrop, Claassen, Maat, Van Nispen tot Sevenaer en Nijhuis)

 

Ingeval een advocaat bedacht moet zijn op de mogelijkheid dat het oproepingsexploit de wederpartij persoonlijk niet zou bereiken of had bereikt, is het ongeoorloofd na te laten een kopie van een oproepingsexploit aan de wederpartij te sturen, de wederpartij evenmin te informeren over het vonnis dat door de rechtbank was gewezen en de betekening van het vonnis achterwege te laten totdat de appèltermijn verstreken was.

– Advocatenwet artikel 46 (2.1 Wat in het algemeen niet betaamt; 3.4 Jegens tegenpartij in acht te nemen zorg; 5.4 Welwillendheid in het algemeen)

– Gedragsregels 1, 18 en 19

 

Feiten

Klager treedt op als advocaat van de wederpartij, hierna: partij A, van de cliënt van mr. X, hierna: partij B, in een modelrechtelijk geschil. In dit geschil is partij A door partij B gedagvaard voor de Rechtbank Roermond. Partij A heeft de rechtbank, voor alle weren, bij incidentele vordering verzocht de zaak te verwijzen naar de Rechtbank ‘s-Gravenhage ten behoeve van voeging met een andere procedure. Bij vonnis van 21 december 2000 heeft de Rechtbank Roermond de incidentele vordering toegewezen en de zaak, in de stand van het geding, verwezen naar de Rechtbank ‘s-Gravenhage. Bij exploit van 20 juli 2001, uitgebracht in opdracht van mr. X, is partij A opgeroepen tegen de zitting van de Rechtbank ‘s-Gravenhage van 31 juli 2001 teneinde voort te procederen. In het exploit is op het punt van het laten van afschrift ervan door de deurwaarder het volgende vermeld: ‘door toezending aan voormeld adres in gesloten enveloppe met daarop de vermeldingen als wettelijk voorgeschreven, omdat ik aldaar niemand aantrof aan wie rechtsgeldig afschrift kon worden gelaten, en er geen brievenbus of andere geschikte plaats voor het achterlaten van stukken was (brievenbus zit achter het gesloten rolluik).’

Klager heeft van zijn cliënt (partij A) geen instructie ontvangen zich op of na 31 juli 2001 ter rolle van de Rechtbank ‘s-Gravenhage te stellen. De rechtbank heeft vervolgens, zonder dat zijdens partij A verweer ten principale is gevoerd, op 13 februari 2002 vonnis gewezen. Mr. X heeft het vonnis niet doen betekenen. In een andere procedure, waarin klager betrokken is als advocaat van de producent van partij A, is in de zomer van 2002 voor het eerst een beroep gedaan op voormeld vonnis. Klager heeft namens partij A bij dagvaardingsexploit van 13 september 2002 een herroepingsprocedure aangespannen. Daarin heeft de rechtbank bij vonnis van 26 maart 2003 de zaak heropend.

 

Klacht

De klacht omvat dat mr. X zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt door overtreding van de Gedragsregels 1, 18 en/of 19. De klacht spitst zich toe op de verwijten dat mr. X de procedure in ‘s-Gravenhage en het uiteindelijke vonnis geheim heeft gehouden totdat de appèltermijn was verstreken, dat mr. X heeft nagelaten het oproepingsexploit, dat een aanzegging is met rechtsgevolg, in afschrift aan klager te zenden en dat mr. X op geen enkele wijze overleg heeft gevoerd over zijn voornemen tot het nemen van deze rechtsmaatregelen.

 

Verweer

Mr. X had de overtuiging dat het oproepingsexploit op de juiste wijze was betekend en de wederpartij bereikt heeft. Mr. X handelde in de veronderstelling dat de wederpartij er bewust voor gekozen had om zich niet te stellen. Achteraf realiseert mr. X zich dat hij ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat het oproepingsexploit de wederpartij niet bereikt had en dat hij dit had dienen te verifiëren bij haar raadsman, bijvoorbeeld door deze of de procureur een kopie van het exploit te zenden. Mr. X ziet in dat hij onjuist heeft gehandeld en heeft lering getrokken uit deze zaak. Mr. X heeft zich teruggetrokken als raadsman van partij B en heeft de behandeling overgedragen aan een kantoorgenoot.

 

Overwegingen van de raad

De raad is van oordeel dat mr. X bedacht had moeten zijn op de mogelijkheid dat het oproepingsexploit de wederpartij (partij A) persoonlijk niet zou bereiken of had bereikt. De bijzondere vermelding van de deurwaarder in het exploit, hiervoor geciteerd, maakt duidelijk dat het zeer twijfelachtig was of verzending per post ertoe zou leiden dat partij A van het exploit kennis zou nemen. Er was immers geen brievenbus bereikbaar waarin een poststuk bezorgd kon worden en partij Awas niet ingeschreven op het betreffende adres. De deurwaarder heeft mr. X op dit risico gewezen. Mr. X heeft vervolgens bemerkt dat de wederpartij zich bij de Rechtbank ‘s-Gravenhage niet stelde op de roldatum waartegen was opgeroepen. Ook later gebeurde dat niet, zodat de rechtbank vonnis heeft gewezen, zonder dat door partij A verweer is gevoerd. Door onder deze omstandigheden na te laten een kopie van het oproepingsexploit aan klager te sturen, klager evenmin te informeren over het vonnis dat door de rechtbank was gewezen en de betekening van het vonnis achterwege te laten totdat de appèltermijn verstreken was, heeft mr. X zich gedragen zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt. De eerste van de gemelde nalatigheden telt daarbij naar het oordeel van de raad het zwaarst omdat verweerder rekening had dienen te houden met de omstandigheid dat het exploit de wederpartij niet had bereikt. Bij het opleggen van de hierna vermelde maatregel neemt de raad in aanmerking enerzijds dat sprake is van een vrij ernstige overtreding van de voor advocaten geldende gedragsregels en anderzijds dat mr. X blijk heeft gegeven zich het onjuiste van zijn gedrag naderhand te hebben gerealiseerd door de behandeling van de zaak voor zijn cliënt te staken. Ook ter zitting heeft mr. X er blijk van gegeven zich het onjuiste van zijn gedrag te realiseren en lering te hebben getrokken uit deze zaak.

 

Volgt

Gegrondbevinding van de klacht onder het opleggen van een waarschuwing.

Download artikel als PDF

Advertentie