Voorzitter Raad van Discipline Leeuwarden, 23 oktober 2003
(mr. Van Riessen)
Het optreden van een deken als zodanig staat niet onder tuchtrechtelijke controle, tenzij de deken bij het uitoefenen van zijn functie zijn taak zodanig heeft verwaarloosd of zich in die hoedanigheid zodanig heeft misdragen dat hij geacht moet worden zich te hebben schuldig gemaakt aan een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.
– Advocatenwet 26 (artikel 2.1 Wat in het algemeen niet betaamt)
– Gedragsregel 1
De klacht behelst dat de deken zijn onderzoek naar klachten die klager heeft ingediend tegen een advocaat, niet naar behoren heeft uitgevoerd. De voorzitter van de raad verklaart de klacht kennelijk ongegrond nu naar zijn oordeel klager onvoldoende heeft gesteld waaruit zou kunnen blijken dat de deken de in het kopje geciteerde norm heeft geschonden.