Raad van Discipline Amsterdam, 17 juli 2003
(mrs. Kist, Van den Biesen, Van den Berg,Hamming en Verweel-Stokman)
Het spreekt vanzelf dat de advocaat die aan een andere advocaat verhinderdata vraagt in verband met een kort geding, vervolgens die advocaat informeert indien en zodra hem bekend is geworden dat en wanneer dat kort geding plaatsvindt.
– Advocatenwet artikel 46 (2.1 Wat in het algemeen niet betaamt; 5.4 Welwillendheid in het algemeen)
– Gedragsregels 17, 30, 31
Feiten
Mr. X heeft familieleden van klager bijgestaan in een nalatenschapskwestie. De belangen van klager werden behartigd door mr. Y. De door mr. X namens zijn cliënten ingestelde vordering hield in dat mr. Y de in het geding zijnde woning dient te ontruimen. Door mr. X zijn terzake twee kortgedingprocedures gevoerd.
Klacht
De klacht houdt zakelijk weergegeven in, dat mr. X in strijd met artikel 46 Advocatenwet:
a. zich onnodig grievend en onjuist heeft uitgelaten over klager, nu mr. X heeft gesteld dat klager geen inkomsten uit arbeid zou hebben en verslaafd zou zijn aan verdovende middelen;
b. mr. Y, advocaat van klager, niet zodra mogelijk heeft geïnformeerd over de datum waarop het kort geding zou gaan plaatsvinden, maar eerst de dag voordat het kort geding zou gaan plaatsvinden daarover heeft geïnformeerd, ondanks het feit dat door mr. Y verhinderdata aan mr. X waren opgegeven en ondanks twee rappellen van mr. Y aan mr. X;
c. brieven van mr. Y d.d. 6 april en 16 mei onbeantwoord heeft gelaten;
d. mr. Y verhinderdata heeft gevraagd voor een tweede kort geding, maar hem vervolgens ook daarover niet tijdig heeft geïnformeerd;
e. zich ter gelegenheid van de behandeling van een kort geding heeft bediend van informatie waarvan mr. X wist dat deze niet juist was terwijl daarmee de belangen van geen van de betrokken partijen was gediend;
f. brieven van mr. Y o.a. d.d. 18 oktober niet heeft beantwoord en zich heeft gewend tot de notaris zonder mr. Y een kopie van die brief te sturen, ook niet na herhaald verzoek daartoe;
g. zich onnodig grievend heeft uitgelaten jegens klager en gebruik heeft gemaakt van evident onjuiste beweringen.
Beoordeling van de klacht
Klachtonderdeel (a)
De raad heeft niet kunnen vaststellen dat de door mr. X geponeerde stelling dat klager werkloos en verslaafd aan verdovende middelen zou zijn, hem niet was ingegeven door zijn cliënten, zodat de raad het ervoor houdt dat mr. X zich op informatie van zijn cliënten heeft gebaseerd. Het enkele feit dat deze stelling is weersproken door klager is onvoldoende om voor mr. X een nadere onderzoeksverplichting in het leven te roepen alvorens hij deze stelling zou mogen handhaven. In de omstandigheden van dit geval was de geponeerde stelling ook relevant in verband met de vraag of er wel een reële verwachting was dat klager de financiering alsnog zou kunnen krijgen. Bovendien was er alle gelegenheid voor klager om de geponeerde stelling te weerspreken en onderuit te halen.
Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdelen (b), (c), (d) en ( f )
Deze klachtonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke behandeling, nu zij er alle op neerkomen dat mr. X mr. Y niet heeft geantwoord op diverse brieven en verzoeken.
Het is in de ogen van de raad een vanzelfsprekendheid dat de advocaat, die aan de andere advocaat verhinderdata vraagt in verband met een kort geding, vervolgens die advocaat informeert indien en zodra hem bekend is geworden dat en wanneer dat kort geding is gepland, zodat die andere advocaat daarmee rekening kan houden in zijn agenda. Het betaamt een behoorlijk advocaat alsdan niet om een collega langer dan noodzakelijk in onwetendheid te laten over een gepland kort geding of over het toch niet aanvragen van een kort geding waarmee gedreigd is en waarvoor verhinderdata zijn gevraagd en verkregen. Het voorgaande geldt temeer nu mr. Y meermalen bij mr. X heeft gerappelleerd over de datum van de kort gedingen. De raad is niet gebleken van enige plausibele reden voor mr. X om de desbetreffende brieven van mr. Y onbeantwoord te laten.
De klachtonderdelen zijn gegrond.
Klachtonderdeel (e)
De raad van is van mening dat niet is komen vast te staan dat mr. X stellingen heeft geponeerd waarvan hij wist of behoorde te weten dat die onjuist waren. Allerminst kan worden uitgesloten dat de informatie die mr. X van de medewerker van het notariskantoor heeft gekregen zodanig was dat hij daarop zijn stelling heeft kunnen baseren. Ook daarbij geldt dat de advocaat een grote vrijheid toekomt in de wijze van behartiging van de belangen van zijn cliënten. Bovendien was klager voldoende in staat en in de gelegenheid zich tegen de stellingen te verweren.
Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdeel (g)
Dit klachtonderdeel komt er kort gezegd op neer dat mr. X zich in de memorie van antwoord onjuist en onnodig grievend jegens klager heeft uitgelaten. Voorzover er geklaagd wordt over de onjuistheid van hetgeen mr. X in de memorie van antwoord heeft gesteld, is de klacht ongegrond, nu het enkele feit dat de stelling onjuist is onvoldoende is om tot een tuchtrechtelijk verwijt te leiden, temeer daar deze onjuiste stelling zich meer dan leent voor een weerlegging door klager. De raad is niet gebleken, mede vanwege volstrekt gebrek aan kennis ten aanzien van de feiten bij de gevolmachtigde van mr. X ter zitting, waarom mr. X niet had kunnen volstaan met de mededeling dat de stellingen van klager onjuist waren en waarom mr. X heeft gemeend te moeten grijpen naar bewoordingen als misleiding en leugens. De raad acht de gebezigde bewoordingen onnodig grievend jegens klager.
Dit klachtonderdeel is gegrond.
Volgt
– verklaart onderdelen (a) en (e) van de klacht ongegrond;
– verklaart onderdelen (b), (c), (d), (f ) en (g) van de klacht gegrond;
– legt aan mr. X op de maatregel van een enkele waarschuwing.