Raad van Discipline Arnhem, december 2002 (datum incompleet)

(mrs. Van Ginkel, Dam, Van Halder, Van de Loo en Van Wijmen)

Plv. voorzitter Raad van Discipline Arnhem, 24 juni 2002

(mr. F.J. de Vries)

 

In beginsel zijn klachten ontvankelijk die gericht zijn tegen een samenwerkingsverband voorzover het gaat om de schending van een voor zo’n verband geldende norm.

– Advocatenwet art. 46 (Tuchtprocesrecht)

 

Feiten

Klager dient een klacht in tegen de advocatenmaatschap X. Mr. Y was lid van die maatschap en heeft klager als advocaat bijgestaan. Vóór 1 januari 1999 zijn van en voor klager door het kantoor van mr. Y een voorschot en derdengelden ontvangen, welke bedragen zijn verrekend.

Het maatschapsverband met mr. Y is per 1 juli 1999 ontbonden.

 

Klacht

De maatschap heeft onvoldoende gedaan om schade voor klager als gevolg van beroepsfouten van mr. Y te voorkomen en te beperken. Klager verwijt de maatschap voorts dat zij ten onrechte de hiervoor genoemde verrekening heeft toegepast.

Overwegingen van de plaatsvervangend voorzitter van de raad Klachten behoeven niet noodzakelijkerwijs gericht te worden tegen individuele advocaten, zij kunnen ook gericht zijn tegen een samenwerkingsverband voorzover het gaat om de schending van een voor zo’n verband geldende norm. Klager kan dan ook in beginsel in zijn klacht worden ontvangen voorzover het verwijt zich richt tegen een handelen of nalaten van de maatschap. Voorzover het verwijt zich richt tegen de wijze waarop van en voor klager ontvangen gelden zijn verrekend, kan klager niet in zijn klacht worden ontvangen. Het moet er immers voor worden gehouden dat deze verrekening viel onder verantwoordelijkheid van de behandelend advocaat, te weten mr. Y, en niet onder verantwoordelijkheid van de maatschap.

Voorzover de klacht ontvankelijk is moet deze als kennelijk ongegrond worden afgewezen. Het dossier bevat geen enkele aanwijzing dat klagers verwijten terecht zijn. De plaatsvervangend voorzitter is niet gebleken van enige beroepsfout van mr. Y, laat staan van enige beroepsfout waar de maatschap medeplichtig aan zou zijn c.q. aansprakelijkheid voor zou dragen.

Klager is in zijn klacht tegen de maatschap kennelijk niet-ontvankelijk voorzover de klacht betrekking heeft op de wijze waarop van en voor klager ontvangen gelden zijn verrekend; voor het overige is de klacht kennelijk ongegrond.

 

Overwegingen van de raad

Op de gronden die de plaatsvervangend voorzitter in diens beslissing heeft vermeld is de raad van oordeel dat de klacht tegen de maatschap kennelijk niet-ontvankelijk respectievelijk kennelijk ongegrond is.

 

Volgt

De raad verklaart het verzet ongegrond.

Download artikel als PDF

Advertentie