Hof van Discipline, 3 maart 2003, nr. 3604

(mrs. Van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, Meeter, Van den Bergh, Van Voorst

van Beest en Mendlik)

Raad van Discipline Amsterdam, 25 maart 2002

(mrs. Kist, Breederveld, Karskens, Rigters en Romijn)

 

De advocaat die verlof vraagt beslag te leggen is belast met een verhoogde verantwoordelijkheid voor het minutieus naleven van de verplichting zich te onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist zijn. Daarbij dient hij er rekening mee te houden dat onder omstandigheden ook een verzwijging kan neerkomen op het verstrekken van feitelijk onjuiste gegevens.

– Advocatenwet artikel 46 (3.4 Jegens de wederpartij in acht te nemen zorg; 4.1 Rechters)

– Gedragsregel 30

 

Feiten

Mr. X trad op tegen de klaagster in een huurkwestie en had een viertal vorderingen ingesteld. De kantonrechter wees de eerste vordering toe, hield de zaak voor de tweede en derde vordering aan en wees de vierde vordering af.

Na deze beslissing heeft mr. X beslagverlof gevraagd ter zake van die vierde en een nieuwe, vijfde vordering.Hij heeft daarbij het verloop van de eerste drie vorderingen juist weergegeven maar ten aanzien van de vierde vordering (en de vijfde) vermeldde hij slechts: ‘Deze vorderingen worden in het incidenteel beroep aan de rechtbank voorgelegd‘.

 

Overwegingen raad

De raad is van oordeel dat mr. X in zijn rekest geen feitelijk onjuiste gegevens heeft verstrekt waardoor de rechter bij zijn beslissing op het vermeende (bew. verzochte?) verlof is misleid. Uit de aard der zaak betreft een verzoek om verlof voor het leggen van conservatoir beslag een vordering die (nog) niet in rechte is toegewezen. Uit het verzoekschrift blijkt verder dat de vorderingen waarvoor beslagverlof wordt gevraagd ook niet vallen onder de onderdelen die door de kantonrechter zijn aangehouden; mr. X vermeldt daarin immers uitdrukkelijk: ‘Beide vorderingen worden in het incidentele beroep aan uw rechtbank voorgelegd‘.

Weliswaar zou de raad liever hebben gezien dat de status van de vorderingen iets uitdrukkelijker was verwoord, maar de gekozen bewoordingen leveren geen klachtwaardig gedrag op.

 

Volgt

Ongegrondverklaring van de klacht.

 

Overwegingen hof

Het gaat in dezen om de informatie, die mr. X in een verzoekschrift tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van klaagster heeft verstrekt aan de rechtbankpresident, die dat verzoek – na ‘summier onderzoek’ zoals de wet bepaalt – moest beoordelen. Hij heeft daarin gesteld en daarmede als grondslag voor het te leggen beslag aangevoerd, dat zijn cliënte een vordering op klaagster had, hoewel deze vordering bij vonnis van de kantonrechter reeds expliciet was afgewezen. De afwijzing van deze door zijn cliënte gepretendeerde vordering heeft mr. X bij de bespreking van het kantonrechtersvonnis, waarbij wel aan de orde kwam dat een andere vordering was toegewezen en weer een ander deel was aangehouden, in het rekest onvermeld gelaten. Weliswaar heeft hij vermeld dat de onderhavige vordering in incidenteel beroep aan de rechtbank werd voorgelegd, maar dit hoefde, nu hij had laten uitkomen dat het vonnis voor een deel een eindvonnis en voor een deel een tussenvonnis was, niet te leiden tot de conclusie dat hij verlof vroeg tot het leggen van beslag voor een reeds door de rechter afgewezen vordering.

Anders dan de raad oordeelt het hof deze handelwijze van mr. X onjuist en tuchtrechtelijk verwijtbaar.Het hof neemt daarbij in aanmerking, dat mr. X wist of tenminste had behoren te weten, dat op basis van de wet de rechtspraktijk is, dat verlof tot het leggen van conservatoir beslag pleegt te worden verleend zonder dat gelegenheid wordt geboden tot hoor en wederhoor en dus op grond van geheel eenzijdig verstrekte informatie, die voor de wederpartij niet te controleren en te corrigeren is. Zulks belast de verzoekende advocaat met een verhoogde verantwoordelijkheid voor het minutieus naleven van de verplichting zich te onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist zijn, welke verplichting ook vastligt in regel 30 van de Gedragsregels voor advocaten. Daarbij dient hij er rekening mee te houden dat onder omstandigheden ook een verzwijging kan neerkomen op het verstrekken van feitelijk onjuiste gegevens.

In dit geval stond al bij het indienen van het verzoek de ondeugdelijkheid van de gepretendeerde vordering – een imperatieve grond tot opheffing van een conservatoir beslag – vast. Deze ondeugdelijkheid was immers door de bevoegde rechter vastgesteld en heeft dus tussen partijen te gelden, zolang die beslissing niet in beroep is vernietigd. De stelling in het rekest, dat de cliënte van mr. X de onderhavige vordering op de klaagster nog steeds had, was dus feitelijk onjuist. Deze onjuiste bewering zou op zich weinig kwaad gekund hebben als door het uitdrukkelijk daarbij vermelden van de afwijzing door de kantonrechter duidelijk was gemaakt, dat het slechts om een pretentie ging, waarvan gehoopt werd dat die in hoger beroep alsnog gehonoreerd zou worden. Het achterwege laten van deze vermelding heeft gemaakt dat beslag gelegd is uit hoofde van een verlof, dat bij juist en volledig informeren van de beslagrechter niet verleend zou zijn.

 

Volgt

Vernietiging van de beslissing van de raad, gegrondverklaring van de klacht met oplegging van de maatregel van enkele waarschuwing.

Download artikel als PDF

Advertentie