Raad van Discipline Amsterdam, 26 mei 2003
(mrs. Kist, Van den Biesen, Hamer, Karskens en Wiarda)
De advocaat die zich uit een lopende procedure terugtrekt voordat zijn cliënt een opvolgend advocaat en procureur heeft gevonden, neemt niet de zorg in acht die van een zorgvuldig handelend advocaat mag worden verwacht, wanneer er geen omstandigheden zijn die de onverwijlde wijze waarop hij zich terugtrekt kunnen rechtvaardigen.
– Advocatenwet artikel 46 (2.1 Wat in het algemeen niet betaamt)
– Gedragsregel 9, leden 2 en 3
Feiten
Tijdens een gesprek dat op 28 januari 2002 plaatsgevonden heeft en in een brief die hij op 30 januari 2002 heeft laten uitgaan, heeft mr. X aan klager te kennen gegeven dat hij zich als advocaat en procureur onttrekt aan een tussen klager en diens wederpartij bij de rechtbank te Z aanhangige procedure waarbij op 15 maart 2002 een getuigenverhoor was gelast. Als reden van onttrekking heeft hij opgegeven dat hij twijfelde aan de bewering van klager dat hij meerwerk verricht had, bij de uitvoering van de overeenkomst van aanneming die onderwerp van het geschil was.
In een schrijven van eveneens 30 januari 2002 heeft mr. X aan de rechtbank laten weten dat hij zich om hem moverende redenen als procureur onttrekt aan de zaak van zijn cliënt. Bij faxbericht van 15 februari 2002 heeft mr. A aan mr. X bevestigd dat
hij bereid was de zaak over te nemen en als procureur voor klager op te treden.
Aan de deken heeft mr. X bij brief van 5 maart 2002 – ter adstructie dat de vertrouwensrelatie was komen te vervallen – te kennen gegeven dat zijn twijfel aan het door klager gepretendeerde meerwerk ‘de druppel was die de emmer deed overlopen’. Als overige drie redenen heeft hij aan de deken genoemd het feit dat klager ten onrechte een factuur aan een klant van hem ten laste van diens B.V. zou hebben gebracht onder wijziging van de omschrijving van de werkzaamheden; het feit dat klager een warmteverliesberekening heeft geantedateerd alsmede het feit dat hij teruggekomen is op door hem tijdens een comparitie afgelegde verklaringen. Deze drie laatstgenoemde redenen zijn door klager erkend, zij het onder het maken van de kanttekening dat deze redenen, die al veel vroeger bekend waren, mr. X ertoe hadden moeten brengen om zijn opdracht eerder neer te leggen en niet op het moment dat de zaak zich in een eindfase bevond. Op 27 mei 2002 heeft mr. X zijn declaratie naar klager gestuurd en daarbij drie uur in mindering gebracht vanwege overname van het dossier door mr. A. In totaal is aan klager een bedrag van H 13.183,21 in rekening gebracht waarvan, na aftrek van het door klager betaalde voorschot, een bedrag van H 2.805,82 resteert.
Tijdens een telefoongesprek van 7 juli 2002 heeft klager aan mr. X verzocht om zijn declaratie te herzien, hetgeen mr. X heeft geweigerd. Klager heeft in antwoord op die weigering de door mr. X opgevoerde uren betwist alsmede de kwaliteit van de werkzaamheden in twijfel getrokken en om restitutie van de betaalde voorschotten verzocht. Aan de incasso van zijn declaratie heeft mr. X – tot nog toe – geen verder vervolg gegeven noch heeft klager – tot nog toe – maatregelen ter restitutie van de door hem betaalde voorschotten getroffen.
Omschrijving klacht
De klacht houdt in dat mr. X zich op een ontijdig moment als advocaat en procureur heeft teruggetrokken. De procedure waaruit mr. X zich terugtrok bevond zich in een eindfase, zodat klager nodeloos op kosten is gejaagd en zijn positie is geschaad.
Beoordeling van de klacht
Vooropgesteld wordt dat het bestaan van wederzijds vertrouwen tussen de advocaat en zijn cliënt essentieel is voor een behoorlijke beroepsuitoefening en de rechtsbijstandverlening en dat brengt mee dat ieder van hen de vrijheid moet hebben aan de relatie een einde te maken, zij het dat de advocaat zich niet op een ongelegen moment mag terugtrekken en zorgvuldig te werk moet gaan teneinde de belangen van de cliënt niet te schaden.
In casu stond het mr. X vrij zich terug te trekken nu hij van oordeel was dat het vertrouwen was komen te ontvallen. Naar het oordeel van de raad is het ogenblik waarop mr. X te kennen gegeven heeft, zich terug te trekken niet ontijdig geweest maar had mr. X zich niet mogen terugtrekken alvorens zich ervan te hebben verzekerd dat klager een opvolgend advocaat en procureur gevonden had. Door op een moment dat zulks nog niet het geval was in een brief aan de rechtbank te kennen te geven dat hij zich terugtrok, heeft mr. X tegenover klager niet de zorg in acht genomen die van een zorgvuldig handelend advocaat mocht worden verwacht. Mr. X heeft geen omstandigheden naar voren gebracht die de onverwijlde wijze waarop hij zich heeft teruggetrokken, zouden kunnen rechtvaardigen. De klacht wordt derhalve gegrond bevonden zij het dat de geringe zwaarte van het verwijt dat aan mr. X te maken valt, het opleggen van een maatregel niet rechtvaardigt.
Beslissing
De Raad van Discipline verklaart de klacht gegrond.