Hof van Discipline 5 april 2004, nr. 3943
(mrs. Van Griensven, De Groot-van Dijken, Vermeulen, Thunnissen en Knottnerus)
Raad van Discipline Arnhem, 4 maart 2003
(mrs. Van der Hulst, Brandsma, Breuning ten Cate, Klemann en Poelmann)
Het is een advocaat niet toegestaan zijn declaraties ten name van een derde te stellen zonder diens uitdrukkelijke instemming.
– Advocatenwet artikel 46 en 48 lid 7 (1.4.3.1 Financiële verhouding; 2.4.1
Eigen belang van de advocaat; 4.3 Financieel belanghebbenden; 6 Tuchtprocesrecht)
– Gedragsregels 1, 23 lid 1 en 30
Feiten
Mr. X heeft A, destijds statutair directeur van klaagster, bijgestaan. Hoewel de kwestie waarin mr. X rechtsbijstand heeft verleend een privé-zaak van A betrof, heeft mr. X niettemin zijn declaraties gericht aan klaagster.
Voordat A in dienst trad bij klaagster, was hij door B gedetacheerd bij C. A heeft op 4 oktober 2001 per e-mail een bericht verstuurd aan een zakelijke relatie D over C. Over de inhoud van dit bericht is een conflict ontstaan tussen A enerzijds en B en C anderzijds. Mr. X heeft A rechtsbijstand verleend in verband met het gerezen conflict. Mr. X heeft een vijftal nota’s aan klaagster ter attentie van A gezonden inzake A/B-C. In totaal heeft mr. X € 6.584,43 inclusief BTW bij klaagster in rekening gebracht. Mr. X heeft bij brief d.d. 11 februari 2002 aan klaagster, ter attentie van A, het volgende bericht: ‘Hiermee veroorloof ik mij een opgave te doen van de kosten tot dusver met betrekking tot de kwestie tussen klaagster enerzijds, en B-C anderzijds’. Bij brief d.d. 24 juli 2002 heeft mr. X A bericht dat klaagster nog steeds een bedrag aan zijn kantoor dient te voldoen. Deze brief is aan het privé-adres van A gestuurd. De hiervoor genoemde nota’s zijn naar het kantoor van klaagster gestuurd. Op 28 november 2002 is A door de AvA van klaagster ontslagen. Klaagster heeft aangifte gedaan bij de officier van justitie van mogelijk door mr. X gepleegde strafbare feiten. Bij brief d.d. 10 oktober 2002 heeft B aan klaagster bevestigd dat de declaraties van mr. X gericht aan klaagster op geen enkele wijze betrekking hebben op een zaak tussen klaagster tegen B of omgekeerd. In een kort-gedingvonnis van de rechtbank te Z van 28 november 2002 betreffende de procedure tussen A en klaagster heeft de voorzieningenrechter overwogen dat A niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij namens klaagster betrokken is geweest in een juridische kwestie tegen B, waarvoor hij namens klaagster juridische bijstand van mr. X heeft moeten inroepen. Dit betekent, aldus de rechter in zijn kortgedingvonnis, dat het verweer van klaagster met betrekking tot verrekening slaagt. A heeft appèl aangetekend tegen dit vonnis. Mr. X heeft erkend dat klaagster enigszins buiten de kwestie tussen A enerzijds en B en C anderzijds staat, doch wel er zijdelings bij betrokken is doordat de aan A verleende rechtsbijstand een e-mail betreft van A in zijn hoedangheid van bestuursvoorzitter van klaagster en afkomstig uit het netwerk van klaagster. Voor klaagster was het van belang dat A zijn relaties onderhield. Klaagster is een beursgenoteerd fonds en Awas destijds voorzitter van de Raad van Bestuur van klaagster en alleen/zelfstandig bevoegd klaagster te vertegenwoordigen. Voorts stelt mr. X dat A hem heeft gezegd dat klaagster zijn kosten zou betalen en hem heeft gevraagd zijn declaraties aan klaagster te richten. Awas bevoegd dit verzoek te doen. De financieel directeur van klaagster was op de hoogte van het hiervoor genoemde geschil. Hij heeft de declaraties gezien, goedgekeurd en voor uitbetaling gefiatteerd. Mr. X meent dat hij mogelijk klachtwaardig zou hebben gehandeld jegens A indien hij had geweigerd om zijn declaraties aan klaagster te richten.
Overwegingen raad
De raad is van oordeel dat mr. X heeft gedeclareerd op een wijze die een advocaat niet betaamt en in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 30. Vaststaat dat de declaraties betrekking hebben op een geschil tussen A enerzijds en B en C anderzijds. Klaagster staat buiten dit conflict. Dit is de raad gebleken uit het betreffende e-mailbericht. Tevens is dit schriftelijk bevestigd door B bij brief d.d. 10 oktober 2002. Dat A het e-mailbericht, waarover het conflict is ontstaan, heeft verstuurd vanuit het kantoor van klaagster is niet relevant. Het enkele feit dat A mr. X heeft opgedragen zijn declaraties aan klaagster te sturen, maakt klaagster niet tot opdrachtgever. Awas opdrachtgever en niet klaagster. De tenaamstelling van de declaraties op zich is niet ongeoorloofd omdat er geen bezwaar tegen bestaat dat een derde de declaraties voldoet. Echter, de tenaamstelling van de declaraties in combinatie met de omschrijving van de gedeclareerde werkzaamheden en de tekst van de begeleidende brief van 11 februari 2002 is ongeoorloofd. Mr. X heeft de indruk gewekt dat de declaraties betrekking hebben op een geschil tussen klaagster en B en/of C en dat de declaraties daarom door klaagster dienden te worden betaald. De declaraties kunnen aldus worden gebruikt om valsheid in geschrifte en/of oplichting en/of een ander strafbaar feit mee te plegen. Het is een advocaat niet geoorloofd aan een misdrijf mee te werken of daarvoor de mogelijkheid te scheppen. Het op correcte wijze declareren is een kwestie die het belang van de advocatuur in haar algemeenheid raakt. De raad is van mening dat mr. X mede in dat licht bezien een ernstige misstap heeft begaan. Ten onrechte bagatelliseert mr. X deze misstap door te stellen dat hem wel vaker door bedrijven wordt gezegd dat het betreffende bedrijf de kosten voor rechtsbijstand betaalt in een zaak waar dat bedrijf niet rechtstreeks partij bij is, en dat daar volgens hem niets mis mee is. Mede gezien het feit dat mr. X reeds zeer vaak met de tuchtrechter in aanraking is gekomen – sinds 1994 is negen maal een klacht tegen mr. X gegrond verklaard – en aan hem zes maal een waarschuwing is opgelegd, één maal een schorsing van twee weken en één maal een berisping, acht de raad de hierna te noemen maatregel passend.
Volgt
Gegrondverklaring van de klacht, waarbij de raad uitspreekt dat mr. X jegens klaagster niet de zorgvuldigheid heeft betracht die een behoorlijk advocaat betaamt met oplegging van de maatregel van voorwaardelijke schorsing gedurende twee weken.
Overwegingen hof
Het hof gaat uit van de klachtomschrijving en van de feiten die de raad in zijn beslissing heeft vermeld, nu daartegen een grief is gericht. In zijn beroepschrift erkent mr. X dat klaagster buiten het geschil stond waarin hij A heeft bijgestaan. Desondanks mocht mr. X, zo begrijpt het hof zijn betoog, ervan uitgaan dat klaagster als (mede)opdrachtgever dan wel als belanghebbende in het geschil kon worden aangemerkt, zodat hij, ten verzoeke van zijn cliënt, declaraties betreffende zijn werkzaamheden (ook) aan klaagster kon richten. Mr. X heeft daartoe aangevoerd dat de door zijn cliënt A verzonden e-mail, die de oorzaak was van het conflict, vanuit het netwerk van klaagster was verzonden en voorts dat het in het belang van klaagster was dat A zijn relatienetwerk onderhield.
Het betoog van mr. X faalt. Voor de vraag of mr. X klaagster als (mede)opdrachtgever of anderszins als belanghebbende in het geschil mocht aanmerken, is hetgeen mr. X aanvoert niet alleen volstrekt onvoldoende maar ook irrelevant. Mr. X mocht op grond van de door hem gebezigde argumenten klaagster niet als (mede)opdrachtgever of anderszins als belanghebbende in de door hem bedoelde zin beschouwen. Mr. X heeft nagelaten zich deugdelijk ervan te vergewissen of (het bevoegde orgaan van) klaagster er mee instemde dat hij zijn werkzaamheden (mede) aan klaagster declareerde en terzake declaraties aan klaagster zou verzenden ter attentie van A. Met name kan mr. X zich er niet op beroepen dat ene Y de betaling zou hebben goedgekeurd, omdat deze niet degene was die bij tegenstrijdig belang tussen A en klaagster rechtsgeldig kon besluiten. Voorts heeft mr. X (een deel van) zijn declaraties zodanig ingericht en schriftelijk toegelicht dat daaruit moest worden geconcludeerd dat, in strijd met de waarheid, niet A maar klaagster zijn opdrachtgever en de bij het geschil betrokken partij was. Het moet voor mr. X duidelijk zijn geweest dat deze onzorgvuldige en onjuiste wijze van declareren benadeling van klaagster ten gevolge had. Mr. X heeft aldus gehandeld in strijd met de regel dat een advocaat gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden. Het hof ziet, gelet op het tuchtrechtelijk verleden van mr. X en gelet op het feit dat mr. X ook ter zitting van het hof geen blijkt ervan gaf de onjuistheid van zijn handelen in te zien, geen aanleiding tot matiging van de door de raad opgelegde maatregel.
Volgt
Bekrachtiging.