Hof van Discipline, 15 december 2003, nr. 3838
(mrs. Van Griensven, Van Houtum, Gründemann, Creutzberg en Visser).
Raad van Discipline ‘s-Gravenhage, 14 april 2003
(mrs. Van Boven, Van den Dries, Hengeveld, Meerman en Merens)
De advocaat die bemerkt dat een door hem gelegd beslag op de bankrekeningen van een notaris tevens de kwaliteitsrekening als bedoeld in artikel 25 Wet op het Notarisambt treft, handelt onbetamelijk door het beslag op die kwaliteitsrekening niet terstond op te heffen.
– Advocatenwet artikel 46 (3.4 Jegens tegenpartij in acht te nemen zorg)
– Wet op het Notarisambt artikel 25
Feiten
Mr. X laat, na verkregen verlof, ten behoeve van een van zijn cliënten beslag leggen op bankrekeningen van klager, die notaris is, ter verzekering van een vordering omdat klager bij een transactie eigenmachtig verrekeningen zou hebben doorgevoerd. Op 15 april 2002 bleek aan klager dat er eveneens beslag was gelegd op de kwaliteitsrekening van klager, als bedoeld in artikel 25 van de Wet op het Notarisambt. Klager heeft mr. X diezelfde dag door middel van een faxbrief gevraagd om het op die kwaliteitsrekening gelegde beslag op te heffen. Daags daarop heeft mr. X laten weten dat dat beslag zou worden opgeheven indien er vervangende zekerheid zou komen. Op 17 april 2002 heeft hij het beslag alsnog opgeheven. De klacht houdt in dat mr. X het beslag niet terstond heeft opgeheven maar eerst vervangende zekerheid heeft verzocht.
Overwegingen en beslissing van de raad
De raad merkt op dat de advocaat in het geval van het (laten) leggen van beslag verantwoordelijk is voor het gehele traject van beslaglegging. Mr. X heeft tijdens de behandeling van de klacht verklaard dat hij, alvorens aan klager te laten weten dat het beslag op de kwaliteitsrekening eerst zou worden opgeheven tegenover vervangende zekerheid, de Wet op het Notarisambt ingezien had en begrepen had dat beslaglegging op de kwaliteitsrekening van klager niet mogelijk was. Eerst na dreiging met een kort geding tot opheffing heeft mr. X het beslag op de kwaliteitsrekening van klager opgeheven. Door niet terstond tot opheffing van het beslag over te gaan maar te persisteren bij zijn eis tot het stellen van vervangende zekerheid heeft mr. X niet gehandeld als een behoorlijk advocaat betaamt, immers heeft hij misbruik gemaakt van de fout die door de bank was gemaakt.
De raad verklaart de klacht gegrond en legt de maatregel van enkele waarschuwing op.
Overwegingen van het hof
Op 15 april 2002 werd duidelijk dat door het beslag gelegd onder de bank ook de kwaliteitsrekening van klager was getroffen. Op grond van het bepaalde in artikel 25 van de Wet op het Notarisambt is een dergelijke rekening niet vatbaar voor beslag.Ter zitting heeft mr. X verklaard dat hij na ontvangst van de fax op 15 april 2002, aan het einde van de middag, een standaardfax heeft verzonden dat hij op 16 april 2002 gelegenheid had om de Wet op het Notarisambt erop na te slaan. Op 16 april 2002 is hem dus in elk geval duidelijk geworden dat de kwaliteitsrekening van mr. X een rekening is voor gelden van derden bedoeld ter doorbetaling aan die derden. Mr. X mag verondersteld worden bekend te zijn met het belang van een dergelijke rekening in het rechtsverkeer, welk belang te vergelijken is met een rekening Stichting derdengelden in de advocatuur. Daags na de aanvankelijke standaardreactie op 15 april 2002 had mr. X in de loop van de dag van 16 april 2002 dienen te beseffen dat het beslag onmiddellijk behoorde te worden opgeheven en dat hij terstond de bank dienovereenkomstig diende te berichten dat het beslag op de kwaliteitsrekening van klager voor zoveel nodig als opgeheven kon worden beschouwd. Desondanks heeft mr. X aan het einde van de middag van 16 april 2002 in zijn faxschrijven aan klager (opnieuw) gepersisteerd bij zijn eis tot het stellen van vervangende zekerheid. Het hof is het met de raad eens dat mr. X daardoor niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Aan dat oordeel kan niet afdoen dat de bank in weerwil van artikel 25 van de Wet op het Notarisambt – en buiten de schuld van mr. X – het beslag had doen uitstrekken tot bedoelde kwaliteitsrekening, noch de omstandigheid dat mr. X in de loop van de dag van 16 april 2002 overleg heeft gevoerd met de genoemde personen/ instellingen. Ook het gegeven dat klager hem meteen in de eerste sommatie al dreigde met een tuchtrechtelijke klacht kan voor mr. X in de gegeven omstandigheden geen excuus voor zijn optreden opleveren. Het hof kan zich dan ook verenigen met de beslissing van de raad en de gronden waarop de beslissing berust alsook met de aan mr. X opgelegde maatregel.
Beslissing van het hof
Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad.