Raad van Discipline ‘s-Hertogenbosch, 19 april 2004
(mrs. Raab, Theunissen, Caudri, Erkens en Goumans)
De Gedragsregels 12 en 13 kunnen er niet toe leiden dat feitelijkheden die in de correspondentie tussen raadslieden zijn gesteld, terwijl daarover in menig geschil rechtstreeks tussen partijen wordt gesproken, en die voor de beoordeling van het geschil van belang zijn, niet meer ter kennis van de rechter mogen worden gebracht. Het past een advocaat niet in een processtuk de veronderstelling uit te spreken dat de volledige correspondentie kan worden overgelegd. Het integraal overleggen van correspondentie zonder dat voor iedere brief afzonderlijk de toets van regel 12 lid 1 wordt uitgevoerd, is zonder meer niet geoorloofd. Aan de rechter mag geen informatie worden verschaft waarvan de advocaat weet dat deze onjuist is. Confraternele omgang.
– Advocatenwet artikel 46 (3.1 Vrijheid van handelen; 4.1 Wat de advocaat betaamt tegenover de rechter; 5.1 Regels die betrekking hebben op de juridische strijd; 5.4 Welwillendheid in het algemeen)
– Gedragsregels 1, 12, 13 en 30
Feiten
De raadslieden hebben over en weer klachten tegen elkaar ingediend. Klager in klacht A heeft de werkgever bijgestaan in een arbeidsgeschil waarin mr. X optrad voor de werkneemster. Klager heeft namens zijn cliënte een ontbindingsverzoek ingediend bij de kantonrechter. In deze procedure heeft mr. X een verweerschrift ingediend op 15 oktober 2002. De mondelinge behandeling had plaats op 21 oktober 2002. De ontbinding is bij beschikking van 11 november 2002 uitgesproken.
Mr. X heeft enkele dagen voorafgaand aan de zitting een verweerschrift ingediend waarin hij veelvuldig een beroep heeft gedaan op brieven van klager aan mr. X. In een enkel geval wordt zelfs letterlijk geciteerd. Klager trachtte tevergeefs mr. X te bewegen dat stuk in te trekken. Ter zitting heeft mr. X de rechter verzocht om een citaat als niet-geschreven te beschouwen. In datzelfde verweerschrift stelde mr. X: ‘(mr. X) gaat er vanuit dat de correspondentie tussen de raadslieden tijdens een mondelinge behandeling kan worden overgelegd’. Mr. X plaatst hiermee klager ten opzichte van de rechter en ten opzichte van zijn cliënte in een onmogelijke positie. In zijn voorbereiding op de zitting ging klager er vanuit dat de correspondentie door mr. X zou worden overgelegd. Voorafgaand aan de zitting stuurde klager mr. X een kopie van een fax die hij aan de rechter had gezonden: ‘De advocaat van werkneemster heeft bij verweerschrift aangekondigd ter zitting de vertrouwelijke correspondentie in het geding te zullen brengen. Langs deze weg verzoek ik mr. X zekerheidshalve om niet slechts de “inhoudelijke” faxberichten doch ook diverse herinneringsfaxen en dergelijke die ik hem zond, te overleggen.’ Mr. X bracht evenwel de vertrouwelijke correspondentie niet in het geding.
In zijn verweerschrift heeft mr. X gesteld ‘de werkgever is onverdroten
doorgegaan met het ontwrichten van de relatie’. Mr. X heeft daarbij melding gemaakt van aanzeggingen en mededelingen die de raadslieden namens hun cliënten over en weer aan elkaar hebben gedaan.
De inhoud van de klacht
1. Mr. X heeft een verweerschrift ingediend bij de kantonrechter waarin hij veelvuldig beroep doet op brieven van klager aan hem. In een enkel geval wordt zelfs letterlijk geciteerd. Ondanks daartoe strekkend verzoek heeft mr. X nagelaten het verweerschrift in te trekken.
2. In datzelfde verweerschrift stelde mr. X dat zijn cliënte er vanuit ging dat de correspondentie tussen de raadslieden tijdens een mondelinge behandeling kon worden overgelegd. Om er zeker van te zijn dat mr. X ook alle correspondentie zou overleggen, heeft klager een brief aan de kantonrechter gestuurd waarin hij mr. X verzocht alle correspondentie over te leggen. Tot zijn verbazing bracht mr. X die correspondentie vervolgens niet in het geding.
Mr. X stelt dat vanaf 14 juni 2002 uitsluitend tussen de advocaten van partijen is gecorrespondeerd. Klager schreef namens zijn cliënte dat het loon van de cliënte van mr. X zou worden ingehouden c.q. zou worden opgeschort. Het stond mr. X vrij daarvan en van andere voor het oordeel van de kantonrechter belangrijke feiten in rechte melding te maken. Er zijn geen brieven overgelegd van klager en ook is daaruit niet letterlijk geciteerd; een passage was op het randje maar die heeft mr. X eruit laten halen.
Mr. X was zich zeer bewust van het feit dat de correspondentie niet zomaar kon worden overgelegd. Omdat klager geen toestemming gaf, heeft mr. X de correspondentie ook niet overgelegd. Ter zitting heeft klager er wel mee ingestemd dat er uit geciteerd werd. Overigens blijkt uit de door klager gevoerde correspondentie (met name zijn brief aan de rechter) dat hij geen bezwaar had tegen overlegging van de correspondentie, mits dan ook alle brieven en faxen werden overgelegd.
Overwegingen raad
Het is een heersende opvatting dat op brieven en andere mededelingen van de ene advocaat aan de andere in rechte geen beroep mag worden gedaan, tenzij het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert. Klager verwijt mr. X schending van de Gedragsregels 12 en 13. De raad overweegt dat doel van de regeling is om onderling overleg tussen advocaten, onderhandelingen en het zoeken naar oplossing buiten een proces te vergemakkelijken. De raad verwijst naar de toelichting bij deze Gedragsregels. De raad neemt in aanmerking dat tussen de cliënten van partijen een arbeidsgeschil bestond. Er kunnen alsdan tussen partijen diverse problemen ontstaan, zoals in casu het naleven van verzuimvoorschriften, het ter beschikking stellen van de bedrijfsauto, de bereikbaarheid, de loondoorbetaling, looninhouding enzovoort. Dit zijn aspecten van het geschil die van belang zijn voor de rechter om de relatie tussen werkgever en werkneemster te kunnen beoordelen. Klager had van zijn kant in zijn verzoekschrift aan de kantonrechter ook verschillende situaties die zich tussen zijn cliënte en de cliënte van mr. X hadden voorgedaan, aangevoerd, zoals wijziging werkplek, het onder zich houden van de bedrijfsauto, overtreding verzuimvoorschriften, non-communicatie, opschorting loonbetaling. In het belang van zijn cliënte mocht en moest mr. X in zijn verweerschrift op al die feitelijkheden die voor de beoordeling van het geschil van belang waren, ingaan. De raad overweegt daarbij voorts dat de raadslieden reeds direct na het ontstaan van het arbeidsgeschil bij de zaak zijn betrokken. De correspondentie heeft vervolgens slechts tussen de raadslieden plaatsgevonden. De Gedragsregels 12 en 13 kunnen er niet toe leiden dat feitelijkheden die voor de beoordeling van het geschil van belang zijn en die in de correspondentie tussen de raadslieden zijn gesteld, terwijl deze in menig arbeidsgeschil rechtstreeks tussen werkgever en werknemer worden gecommuniceerd, dan niet meer ter kennis van de rechter mogen worden gebracht. Dit klemt temeer daar menig feit waarop een beroep is gedaan, een aanzegging met rechtsgevolg is, die ook rechtstreeks aan de wederpartij gedaan had kunnen worden. Gezien de aard van het aan de kantonrechter voorgelegde geschil acht de raad de handelwijze van mr. X niet klachtwaardig. Zoals hiervoor vermeld, mag op brieven en andere mededelingen van de ene advocaat aan de andere advocaat geen beroep worden gedaan dan onder bijzondere omstandigheden. Het integraal overleggen van de correspondentie zonder dat voor elke brief afzonderlijk voormelde toets wordt uitgevoerd, is zonder meer niet geoorloofd. Dit klemt temeer, daar tussen partijen vaststaat dat een gedeelte van de correspondentie schikkingsonderhandelingen bevat, waarop in rechte geen beroep mag worden gedaan. Aldus acht de raad ook de aankondiging van het kunnen overleggen van de volledige correspondentie volstrekt ongepast. Klager moest er vanuit gaan dat mr. X zijn aankondiging waar zou maken en de correspondentie ter zitting zou overleggen. Voorzover mr. X betoogt dat zijn aankondiging een verzoek om toestemming van de andere advocaat inhoudt, oordeelt de raad dat een dergelijke vraag niet in een processtuk gesteld dient te worden en dat in het algemeen dergelijke discussies ten overstaan van de rechter achterwege behoren te blijven. Mr. X stelde klager aldus voor een voldongen feit.
De raad kan zich, gezien de inhoud van de overgelegde correspondentie tussen de raadslieden en de houding die klager en mr. X ter mondelinge behandeling tegenover elkaar aannamen, niet aan de indruk onttrekken dat zij elkaar niet al te welwillend bejegenen en het onderlinge vertrouwen niet steeds aanwezig is, hetgeen mede de oorzaak zou kunnen zijn van de klacht. De raad acht geen reden aanwezig om in die omstandigheden mr. X een maatregel op te leggen.
Volgt
Ongegrondverklaring van klachtonderdeel 1 en gegrondverklaring van onderdeel 2, zonder oplegging van een maatregel.
Klacht B
Klager (mr. X in klacht A) klaagt erover dat mr. Y (klager in klacht I) in zijn verzoekschrift melding heeft gemaakt van schikkingsonderhandelingen, althans de uitkomst daarvan. Voorts heeft mr. Y aan de kantonrechter informatie verschaft waarvan hij wist dat deze onjuist was. Dit had met name betrekking op de mediation. Mr. Y ontkende ten overstaan van de kantonrechter dat hij daaraan een voorwaarde had gesteld, terwijl uit de correspondentie blijkt dat dat wel zo was. Voorts heeft hij onder andere in zijn pleitaantekeningen gesteld dat de cliënte van klager niet zou hebben gereageerd op het voorstel tot geschilbeslechting via de Arbodienst dan wel dit zou hebben afgewezen. Ook dit is onjuist. Mr. Y stelt dat zijn pleitaantekeningen waren opgesteld in de veronderstelling dat het complete dossier door klager zou worden overgelegd. Als mr. Y een onjuistheid zou hebben vermeld in zijn aantekeningen, dan zou het voor klager dus een koud kunstje zijn geweest om dat aan de kaak te stellen onder verwijzing naar het dossier, en als het al zo zou zijn geweest dat mr. Y al iets had gemeld wat niet juist was, dan moet voorts worden vastgesteld dat dit is gedaan in de complete verwarring die ter zitting was ontstaan, toen bleek dat klager het vertrouwelijke dossier in strijd met zijn aankondiging niet overlegde.
Overwegingen raad
Het eerste onderdeel van de klacht heeft dezelfde grondslag als het verwijt dat mr. Y aan klager maakt in de hiervoor behandelde klacht (klacht A). De raad is van oordeel dat in het verzoekschrift geen melding wordt gemaakt van de inhoud van de schikkingsonderhandelingen, doch slechts feiten en gebeurtenissen worden vermeld die nu eenmaal inherent zijn aan een verstoorde arbeidsverhouding en die volgens de steller van belang zijn om die ter kennis van de rechter te brengen. Dit onderdeel van de klacht zal als ongegrond moeten worden afgewezen.
In zijn pleitaantekeningen stelde mr. Y dat de cliënte van klager niet wilde praten over een oplossing, ook niet een oplossing bij derden wilde leggen en niet wilde praten over modaliteiten voor beëindiging. Ook in het door mr. Y ingediende verzoekschrift stelde hij dat de cliënte van klager geen overleg wenste. Dit houdt in dat volgens mr. Y de cliënte van klager geen mediation wenste. Uit de beschikking van de kantonrechter blijkt het tegendeel. De kantonrechter overweegt op pagina 4, alinea 4, onder meer ‘(…) en dat zij (de Arbodienst) ondanks het “later akkoord van werkneemster met mediation”, het vertrouwen in een goede afloop heeft verloren.’ De raad concludeert hieruit dat alsnog ter zitting door mr. Y is erkend dat – onder al of niet gestelde voorwaarden – de cliënte van klager tot mediation bereid was. Dit strookt ook met de door klager geciteerde, niet door mr. X betwiste passage uit zijn brief aan mr. Y van 30 augustus 2002, luidende ‘Cliënte heeft al aangegeven dat zij nog steeds bereid is tot mediation, een voorstel dat door uw cliënte van de hand is gewezen.’ Aldus is komen vast te staan dat mr. Y aan de kantonrechter informatie verschafte waarvan hij wist dat deze onjuist was. Dit onderdeel van de klacht is gegrond. Ten aanzien van de op te leggen maatregel ter zake van onderdeel 2 van de klacht verwijst de raad naar zijn opmerking in de klachtzaak I, zodat ook in dezen de raad geen reden aanwezig acht om mr. Y een maatregel op te leggen.
Volgt
Ongegrondverklaring van onderdeel 1, gegrondverklaring van onderdeel 2, zonder oplegging van een maatregel.