Raad van Discipline Amsterdam, 15 september 2003 (03-009H)
(mrs. Van Bennekom, Breederveld, Rigters, Verweel-Stokman en Wiarda)
Gedragsregel 18 is van essentieel belang voor behoorlijk verkeer tussen advocaten onderling en voor de bescherming van de belangen van cliënten in het bijzonder.
– Advocatenwet 46 (3 en 5 Wat een behoorlijk advocaat betaamt tegenover de wederpartij en zijn mede-advocaten; 5.4 Welwillendheid)
– Gedragsregels 17 en 18 lid 1
Feiten
Tussen de cliënten van klager en de cliënt van mr. X bestonden onder meer geschillen met betrekking tot de afwikkeling van de tussen hen bestaande vennootschap onder firma. In verband met een zijns inziens spoedeisende ontwikkeling ter zake van deze geschillen heeft mr. X op 20 september 2001 getracht telefonisch contact op te nemen met klager, die echter met vakantie bleek te zijn. Nog diezelfde dag heeft mr. X rechtstreeks contact opgenomen met A, een van de cliënten van klager. De cliënt van mr. X had aangedrongen op directe afwikkeling van de geschillen tussen hem en de cliënten van klager, daar hij, aldus mr. X, onmiddellijk contant geld nodig had. Vervolgens is A bij mr. X op kantoor gekomen en heeft deze daags daarop een door mr. X opgestelde vaststellingsovereenkomst getekend. Voorts heeft de heer A op 25 september 2002 aan mr. X een bedrag van ƒ 20.000 betaald, mede ter voldoening van de declaratie van mr. X voor werkzaamheden die mr. X in feite had verricht voor diens eigen cliënt.
Bij terugkomst van vakantie heeft klager het bovenstaande van zijn cliënten moeten vernemen.
Zakelijk weergegeven houdt de klacht in dat mr. X zonder toestemming van klager contact heeft opgenomen met de cliënt van klager en deze een vaststellingsovereenkomst heeft laten ondertekenen, wetende dat deze cliënt zich niet kon laten adviseren door klager en dat de cliënt ook niet werd bijgestaan door een andere advocaat, en voorts dat mr. X zich in het kader van de rechtstreekse contacten met de cliënten van klager een bedrag heeft laten betalen, welk bedrag diende ter voldoening van de declaratie van mr. X in verband met de door hem ten behoeve van zijn eigen cliënt verrichte werkzaamheden.
Overwegingen raad
Nu vaststaat dat mr. X rechtstreeks contact heeft opgenomen met de cliënten van klager tijdens de vakantie van klager, terwijl klager mr. X geen toestemming had gegeven voor het rechtstreeks contact opnemen met zijn cliënt, staat daarmee vast dat mr. X in strijd heeft gehandeld met de gedragsregel dat een advocaat zich met een partij betreffende een aangelegenheid waarin deze, naar hij weet, door een advocaat wordt bijgestaan, niet anders in verbinding stelt dan door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze laatste toestemming geeft rechtstreeks met die partij in verbinding te treden. Aan de raad zijn geen omstandigheden gebleken waaruit volgt dat overtreding van deze regel gerechtvaardigd werd door bijzondere omstandigheden. Aangezien het mr. X niet vrijstond rechtstreeks contact op te nemen met de cliënten van klager, was het hem te minder toegestaan dat hij in het kader van deze rechtstreekse contacten (ook) zijn declaratie voor werkzaamheden ten behoeve van zijn eigen cliënt heeft laten betalen door de cliënten van klager.
De raad benadrukt dat hetgeen is vastgelegd in regel 18 van de Gedragsregels 1992 van essentieel belang is voor behoorlijk verkeer tussen advocaten onderling en voor de bescherming van de belangen van hun cliënten in het bijzonder. Tevens acht de raad van belang dat mr. X niet zelf het initiatief heeft genomen om zijn handelwijze toe te lichten aan klager, doch heeft afgewacht totdat klager contact opnam met mr. X, toen klager van zijn cliënten had vernomen wat er in zijn afwezigheid was geschied. Mr. X heeft zich aldus zodanig onbehoorlijk gedragen dat hem de maatregel van berisping moet worden opgelegd.
Volgt
Gegrondverklaring van de klacht in beide onderdelen met oplegging van de maatregel van berisping.