Hof van Discipline 15 december 2003, nr. 3887

(mrs. Zwitser-Schouten, De Leeuw, Heidinga, Goslings en De Ruuk)

 

Verzet van de Raad van Toezicht tegen hernieuwde beëdiging na betrekkelijk recente examenfraude en schrapping van het tableau.

– Advocatenwet artikelen 4 en 9c

 

Feiten

Klager is in 1998 beëdigd als advocaat en procureur. In het kader van de beroepsopleiding advocatuur als bedoeld in art. 9c van de Advocatenwet heeft klager fraude gepleegd bij het afleggen van een drietal examens. Klager heeft de toetsen burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht niet zelf gemaakt maar heeft dat laten doen door een ander terwijl klager de toets belastingrecht ook door een ander heeft willen laten maken.

Klager, die ten tijde van het plegen van de fraude 54 jaar was, heeft deze erkend.

Bij beslissing van de Raad van Discipline van 5 juni 2000 is aan klager de maatregel van schrapping van het tableau opgelegd. Het hof heeft bij beslissing van 17 november 2000 de beslissing van de Raad van Discipline bekrachtigd en heeft daarbij bepaald dat deze maatregel met onmiddellijke ingang inging.

Sinds 1 februari 2002 is klager als volontair werkzaam bij Z-advocaten in de functie van juridisch medewerker.

Klager heeft begin mei 2003 verzocht om opnieuw te worden ingeschreven en beëdigd als advocaat en procureur. De Raad van Toezicht heeft zich daartegen verzet waarna klager van deze beslissing beklag heeft gedaan bij het Hof van Discipline.

 

Overwegingen van het hof

Het verzet van de Raad van Toezicht is gegrond op de vrees dat klager inbreuk zal maken op de voor advocaten geldende wetten, verordeningen en besluiten of zich anderszins schuldig zal maken aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. De Raad van Toezicht baseert deze vrees op de door klager gepleegde examenfraude en het daarmee samenhangende grote gebrek aan integriteit van klager.

Vaststaat dat klager bij het maken van een drietal examens (in januari 2000 en april 2000) in het kader van de beroepsopleiding advocatuur heeft gefraudeerd door die examens door een ander te (willen) laten maken. Voorts kan worden aangenomen (zie de beslissing van de Raad van Discipline van 5 juni 2000) dat klager de deken onjuiste informatie heeft verstrekt met betrekking tot de persoon die hem bij de fraude terzijde heeft gestaan en daarin is blijven volharden. Door aldus te handelen heeft klager ernstige inbreuk gemaakt op het voor de advocatuur geldende vereiste van integriteit en betrouwbaarheid. De vraag is nu of ook thans nog voldoende grond bestaat voor de aan het verzet ten grondslag gelegde vrees. Het hof is van oordeel dat deze vraag bevestigend dient te worden beantwoord.

De omstandigheid dat klager vanaf februari 2002 als volontair werkt bij Z-advocaten in de functie van juridisch medewerker, is onvoldoende om genoemde vrees weg te nemen, nu elk inzicht ten aanzien van de wijze van invulling van deze functie klager is overigens nog geen twee jaar als zodanig werkzaam ontbreekt.

Aan klager kan worden toegegeven dat het verleden hem niet tot in lengte van jaren moet worden nagedragen. De feiten waar het hier om gaat hebben echter in de eerste helft van 2000 plaatsgevonden zodat vooralsnog geen sprake is van het klager in lengte van jaren nadragen van zijn frauduleuze handelen. Het feit dat het voor klager, gezien zijn leeftijd klager is inmiddels 57 jaar oud steeds moeilijker wordt om een behoorlijke praktijk op te bouwen, komt geheel voor rekening van klager; hij is immers door zijn eigen handelen als advocaat van het tableau geschrapt.

Ten slotte heeft klager naar voren gebracht dat hij zich inmiddels voor zijn faalangst volgens klager de oorzaak van zijn onjuiste gedragingen onder behandeling van een psycholoog heeft gesteld en dat deze aan klager te kennen heeft gegeven dat bij de huidige behandeling de vrees voor herhaling ongegrond is. De juistheid van deze stelling heeft klager op geen enkele wijze onderbouwd, waar nog bij komt dat ter zitting is gebleken dat de bewuste behandeling pas zo’n twee maanden geleden is aangevangen, derhalve nadat de Raad van Toezicht verzet had gedaan tegen klagers verzoek om inschrijving op het tableau. Mede om die reden ziet het hof geen aanleiding om te voldoen aan klagers ter zitting van het hof gedane verzoek om deze zaak aan te houden totdat klager een rapport van de hiervoor bedoelde psycholoog heeft overgelegd.

 

Volgt

Ongegrondverklaring van het beklag.

Download artikel als PDF

Advertentie