Raad van Discipline Amsterdam, 10 november 2003

(mrs. Kist, De Meyere, Röttgering, Verviers en Wiarda)

 

De advocaat die een derde een verklaring laat tekenen dient zich te vergewissen van de juiste identiteit van die persoon. Daarvan moet blijken uit zijn dossier, bijvoorbeeld door de kopie van het paspoort. De advocaat dient kritisch en waakzaam te zijn ten aanzien van de toestemming van de wederpartij van zijn echtscheidingscliënt.

– Advocatenwet artikel 46 (1.4.3 Andere verzuimen; 2.4.2 Tegenstrijdige belangen van verschillende cliënten)

– Gedragsregels 1 en 7.1

 

Feiten

Mr. X heeft op 17 maart 1999 bij de Rechtbank een verzoekschrift ingediend om de echtscheiding uit te spreken tussen zijn cliënt en klaagster en om zijn cliënt te belasten met de uitoefening van het gezag over het minderjarige kind van partijen.

Mr. X heeft aan de Rechtbank als bijlage bij het verzoekschrift een verklaring overgelegd uit maart 1999 luidende dat klaagster verklaart kennis te hebben genomen van het verzoekschrift en zich daar geheel in te kunnen vinden. Deze referteverklaring is ondertekend met de naam van klaagster, waarboven een handtekening is geplaatst. Onder deze verklaring staat vermeld dat mr. X verklaart dat de handtekening op deze referteverklaring afkomstig is van de hem bekende mevrouw Y (klaagster).

De echtscheidingsbeschikking wordt bij verstek uitgesproken op 8 april 1999. Mr. X legt vervolgens aan de griffie van de Rechtbank een ongedateerde akte van berusting over met als tekst dat klaagster verklaart dat zij kennis heeft genomen van de beschikking en daarin berust. Ook hier is de akte weer ondertekend door mevrouw Y (klaagster) met daarboven dezelfde handtekening als op de referteverklaring. Mr. X ondertekende deze verklaring ‘voor legalisatie van bovenstaande handtekening’. De beschikking is ingeschreven op 13 april 1999. In februari 2000 meldt zich een advocaat voor klaagster die stelt dat klaagster niets van de gevoerde echtscheidingsprocedure heeft geweten en ook geen verklaringen dan wel akten heeft ondertekend. De advocaat begint een procedure om de echtscheidingsbeschikking gewijzigd te krijgen voorzover deze het ouderlijk gezag betreft. Mr. X verklaart ten overstaan van de Kinderrechter onder meer dat zijn cliënt in juni 1998 bij hem op kantoor is geweest met een vrouw van wie zijn cliënt stelde dat het zijn echtgenote was (dus mevrouw Y) en dat mr. X, na zich van de identiteit van de vrouw en van haar bedoelingen te hebben vergewist, deze vrouw vervolgens twee blanco vellen heeft laten ondertekenen waarop mr. X later een verklaring tot referte en een akte van berusting heeft geprint.

 

Inhoud van de klacht

De klacht (tevens dekenbezwaar) houdt in dat aan klaagster na navraag door haar advocaat onvoldoende uitsluitsel is gegeven over de gang van zaken in de echtscheidingsprocedure; dat in onvoldoende mate de identiteit en de handtekening zijn geverifieerd; dat niet is onderkend dat er in de door mr. X behandelde echtscheiding sprake was van tegenstrijdige belangen; dat hij blanco vellen van een handtekening heeft laten voorzien.

 

Overwegingen van de raad

Mr. X is onvoldoende voortvarend geweest toen de advocaat van klaagster zich tot hem wendde. Ook in zijn berichtgeving naar de deken is mr. X onvolledig en zelfs onjuist geweest. Gelet op de ernst van de zaak had mr. X in een veel eerder stadium aan klaagster volledige openheid van zaken dienen te geven, en niet moeten wachten tot een verhoor bij de Kinderrechter.

Met betrekking tot het tweede onderdeel van de klacht wordt aan mr. X verweten dat hij weliswaar heeft gesteld dat hij de identiteit van de vrouw heeft gecontroleerd aan de hand van haar paspoort maar dat hij daarvan in het dossier niets heeft vastgelegd, en van het paspoort ook geen kopie heeft gemaakt.Wanneer een advocaat op de verklaring tot referte verklaart dat de handtekening afkomstig is van de hem bekende mevrouw Y (klaagster) en de handtekening op de akte van berusting zelfs heeft gelegaliseerd mag uit het oogpunt van zorgvuldigheid worden verwacht dat hij naderhand kan verantwoorden op grond waarvan hij daartoe is overgegaan. Nu mr. X daartoe niet in staat is treft hem tuchtrechtelijk een verwijt.

Het derde klachtonderdeel is dat, hoe dan ook, mr. X tegenstrijdige belangen heeft behartigd.

Naar het oordeel van de raad is dat verwijt terecht, ook al heeft mr. X gesteld met de vrouw die zich presenteerde als klaagster de zaak te hebben besproken en in die bespreking tot de overtuiging te zijn gekomen dat zij een snelle echtscheiding wilde en ermee instemde dat het gezag over het kind bij haar man zou komen te berusten. Volgens de raad had mr. X desondanks niet van de afwezigheid van tegenstrijdige belangen mogen uitgaan, onder meer omdat hij wist dat zijn cliënt eerder bij een rechtszaak betrokken was geweest waarin hem de onttrekking van een kind aan het gezag van zijn vorige echtgenote werd verweten, en omdat het niet bepaald gebruikelijk is dat een vrouw zonder meer afstand doet van het gezag over een éénjarig kind. Onder deze omstandigheden had mr. X de vrouw naar een andere advocaat moeten verwijzen.

Ook het laten ondertekenen van blanco vellen papier is tuchtrechtelijk verwijtbaar, temeer indien deze gebruikt worden voor verklaringen die voor de betrokkene zeer vérstrekkende gevolgen hebben. Mr. X had ook moeten beseffen dat op deze wijze elke mogelijkheid tot bezinning dan wel nader advies van een derde werd uitgesloten.

 

Volgt

Gegrondverklaring op alle onderdelen en de maatregel van berisping.

Download artikel als PDF

Advertentie