Raad van Discipline ‘s-Gravenhage, 2 februari 2004
(mrs. Verhoeven, Claassen, Maat, Nijhuis, en Van Nispen tot Sevenaer)
Een advocaat die aan zijn wederpartij een mededeling van feitelijke aard doet, dient die wederpartij over van belang zijnde ontwikkelingen nadien te informeren. De geheimhoudingsplicht staat daaraan in zoverre in de weg, dat zulks niet kan gebeuren zonder toestemming van de cliënt. Zou de cliënt toestemming weigeren, dan dient de advocaat zich terug te trekken.
– Advocatenwet artikel 46 (1.3 Geheimhoudingsplicht; 3.4 Jegens tegenpartij in acht te nemen zorg)
– Gedragsregels 9 en 30
Feiten
Mr. X staat de vennootschap A B.V. bij. De wederpartij, Z B.V., heeft tot zekerheid van een vordering op A B.V. pandrecht gekregen op een vordering van A B.V. op een derde vennootschap. Het gaat om een bedrag van ƒ 350.000, dat die derde vennootschap zou hebben te betalen als courtage bij de levering aan die vennootschap van een registergoed. Mr. X zendt aan de notaris voor wie het transport zou worden verleden een brief waarin hij de notaris laat weten dat, conform afspraak, het bedrag van ƒ 350.000 bij het transport direct kan worden doorbetaald naar Z B.V. Z B.V. en haar advocaat ontvangen een kopie van die brief. Twee maanden later, op 11 september 2001, laat mr. X aan de raadsman van Z B.V. weten dat het transport enige dagen is uitgesteld. Kort nadien verneemt mr. X van A B.V. dat een andere vennootschap dan de oorspronkelijke het registergoed zal kopen. Het effect daarvan is dat het verpande vorderingsrecht inhoudsloos wordt. Na het transport informeert mr. X per brief de raadsman van Z B.V. dat de oorspronkelijke transactie geen doorgang heeft gevonden maar dat zijn cliënte toch op korte termijn aanzienlijke betalingen aan Z B.V. zal gaan verrichten. Er wordt evenwel niet betaald. Z B.V. dient een klacht in tegen mr. X. Het eerste klachtonderdeel houdt in dat mr. X aanvankelijk, in de brief aan de notaris waarin hij bevestigt dat ƒ 350.000 bij het transport van het registergoed kon worden betaald aan Z B.V., informatie heeft verstrekt waarvan hij wist -althans kon weten – dat die onjuist was. Het tweede klachtonderdeel houdt in dat mr. X, nadat hij kennis had gekregen van het gegeven dat de transactie waar Z B.V. op rekende niet doorging, dat niet aan Z B.V. heeft laten weten.
Overwegingen
(Het eerste klachtonderdeel wordt ongegrond verklaard omdat mr. X betwist dat hij, bij het schrijven van de brief aan Z B.V.waarin hij enige dagen uitstel van het transport aankondigde, al bekend was met het gegeven dat de oorspronkelijke koper vervangen was door een andere. Niet kon worden vastgesteld dat mr. X enige dagen eerder al door de notaris van die wijziging op de hoogte zou zijn gesteld).
Het tweede klachtonderdeel:
Mr. X heeft enkele dagen voor het notariële transport kennis gekregen van het feit dat niet de oorspronkelijke koper zou afnemen maar een andere koper. Blijkens het verweer en het verhandelde ter zitting heeft mr. X zonder meer aangenomen dat hij hierover diende te zwijgen op grond van zijn beroepsgeheim, zulks ondanks het feit dat mr. X in zijn fax van 11 september 2001 zonder voorbehoud had meegedeeld dat klaagster het overeengekomen bedrag van ƒ 350.000 op korte termijn tegemoet kon zien. Naar het oordeel van de raad hadden, gelet op het hiervoor overwogene, de genoemde omstandigheden voor mr. X aanleiding moeten zijn zich met zijn cliënt te verstaan teneinde de inmiddels onjuist geworden berichtgeving aan de wederpartij recht te zetten. Indien zich daarbij de omstandigheid zou hebben voorgedaan dat die cliënt mr. X niet zou hebben ontslagen uit zijn geheimhoudingsverplichting, had het op de weg van mr. X gelegen zich als advocaat terug te trekken en dat aan de betrokken partijen te laten weten. Mr. X diende rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij – klaagster – welke mede gevoed zijn door eerdere berichtgeving van mr. X. Blijkens de brief van 25 september 2001 is mr. X zonder meer voortgegaan met de belangenbehartiging voor zijn cliënt. Hij heeft derhalve nagelaten te handelen zoals voormeld.
Aldus heeft mr. X zich niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Dit klachtonderdeel is derhalve in deze zin gegrond.
Beslissing
Volgt gegrondbevinding van het tweede klachtonderdeel en het opleggen van de maatregel van enkele waarschuwing.