Raad van Discipline 16 december 2002, ’s Gravenhage

(mrs. Van Boven, Merens, Hengeveld,Wiersma, Meerman)

 

Het is een advocaat die eerder in de echtscheidingsprocedure als advocaat voor de echtelieden tezamen is opgetreden niet toegestaan op te treden voor de ene ex-echtgenoot in een latere boedelscheidingsprocedure.

– Advocatenwet artikel 46 (1.2 Vereiste communicatie met de cliënt; 1.4 Kwaliteit van de dienstverlening; 2.4 Vermijding van belangenconflicten)

– Gedragsregel 7 lid 3

 

Feiten

In april 1997 heeft de ex-echtgenoot van klaagster zich gewend tot mr. X met het verzoek een echtscheidingsprocedure aanhangig te maken. Kort daarna heeft mr. X gesproken met klaagster en haar echtgenoot en de opdracht gekregen een gemeenschappelijk verzoekschrift tot echtscheiding in te dienen. Er is geen convenant opgesteld. Klaagster heeft mr. X medegedeeld dat zij geen alimentatie van haar ex-echtgenoot wenste te ontvangen en ter zake van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap slechts een bedrag wenste te ontvangen van ƒ 7.500. Klaagster was tezamen met haar echtgenoot eigenaar van een woning waarvan de overwaarde hoger was dan ƒ 15.000. Mr. X heeft klaagster voor de consequenties van haar onderbedeling gewaarschuwd, voor het geval zij een bijstandsuitkering zou aanvragen. Mr. X heeft klaagster en haar echtgenoot op 11 april 1997 een brief gezonden waarin hij mededeelt een gezamenlijk verzoekschrift tot echtscheiding namens hen beiden te zullen indienen. Daarin heeft hij bevestigd dat er over en weer geen alimentatie gevorderd zal worden en erop gewezen dat de gemeente een zelfstandig verhaalsrecht heeft indien bijstand wordt aangevraagd door klaagster. Voorts heeft mr. X klaagster erop gewezen dat zij ernstig benadeeld wordt indien zij genoegen neemt met ƒ 7.500 uit de boedelverdeling. Tot slot vraagt mr. X om toezending van een kopie van het door de notaris op te maken echtscheidingsconvenant.

Klaagster heeft ter zitting medegedeeld de brief van 11 april 1977 van mr. X nooit te hebben gezien. Klaagster is nog één keer op kantoor bij mr. X geweest om een akte van berusting te ondertekenen. Mr. X heeft de echtscheidingsbeschikking in laten schrijven in de registers van de burgerlijke stand op 14 juni 1997 en het dossier gesloten. In april 1997 heeft klaagster een bijstandsuitkering aangevraagd. De Gemeentelijke Sociale Dienst heeft haar medegedeeld dat zij gekort zou worden op haar uitkering indien zij akkoord zou gaan met een boedelverdeling waarbij zij slechts een bedrag van ƒ 7.500 zou ontvangen.

Klaagster is door de notaris niet op kantoor uitgenodigd. Zij kreeg de conceptakte die was opgemaakt na overleg tussen de notaris en haar ex-echtgenoot bij brief van 15 augustus 1997 thuis toegestuurd en heeft op de inhoud van de akte geen invloed gehad. Zij heeft de volmacht die haar werd toegezonden getekend en de verdelingsakte is op 22 augustus 1997 gepasseerd. De notaris heeft klaagster medegedeeld dat het pensioenvereveningsformulier door mr. X aan het pensioenfonds van de ex-echtgenoot zou worden gestuurd. Klaagster heeft geen kopie van de verdelingsakte aan mr. X gestuurd. Aan mr. X is nooit gevraagd het pensioenvereveningsformulier in te sturen. Vijf à zes maanden na het tekenen van de notariële akte kwam klaagster tot de conclusie dat de verdeling niet redelijk was. Mede op advies van de consulente van de Gemeentelijke Sociale Dienst heeft klaagster een andere advocaat gevraagd een procedure tot vernietiging van de verdeling wegens haar benadeling voor meer dan een kwart aanhangig te maken. In die procedure is mr. X opgetreden als advocaat voor de exechtgenoot van klaagster. Klaagster heeft de procedure verloren, omdat de rechtbank heeft vastgesteld dat zij alvorens af te zien van een verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap bij helfte door diverse personen was gewaarschuwd, zodat de rechtbank het ervoor hield dat zij weloverwogen afstand had gedaan van een verdeling bij helfte. Klaagster verwijt mr. X dat hij in de boedelscheidingsprocedure is opgetreden voor haar ex-echtgenoot, terwijl hij eerder als advocaat voor hen beiden was opgetreden. Mr. X stelt dat hij de belangen van de ex-echtgenoot in de procedure tot vernietiging van de boedelverdeling wel kon behartigen, omdat hij zich in het kader van de echtscheidingsprocedure niet had beziggehouden met de boedelverdeling aangezien partijen zich in verband daarmee tot een notaris zouden wenden. Mr. X merkt op dat hij er wel bij stil heeft gestaan of hij kon optreden voor de ex-echtgenoot van klaagster. Mr. X had klaagster gewezen op het risico dat de Sociale Dienst de voorgestelde verdeling niet zou accepteren.

Klaagster heeft de adviezen van mr. X in de wind geslagen en ging toen nota bene procederen op instigatie van de Gemeentelijk Sociale Dienst. Mr. X heeft geen advies van de deken gevraagd over de vraag of hij wel kon optreden.

 

Overwegingen raad

Het is van algemene bekendheid dat tijdens echtscheidingsprocedures soms door een der echtgenoten druk wordt uitgeoefend op de andere echtgenoot om akkoord te gaan met een afwikkeling van de echtscheiding die niet in het belang van deze andere echtgenoot is. Om die reden was het advocaten ook lange tijd niet toegestaan om als advocaat van beide partijen tezamen op te treden. Thans is het de advocaat geoorloofd voor beide partijen op te treden mits de advocaat grote zorgvuldigheid in acht neemt en zich ervan vergewist dat beide partijen de inhoud van de daarbij te treffen regelingen begrijpen. Het Hof van Discipline heeft in een uitspraak overwogen (2214 d.d. 8 juli 1996, Advocatenblad 1997, p. 680) dat een advocaat de partijen duidelijk dient te wijzen op hun wederzijdse marges en mogelijkheden en ervoor dient te waken dat wanneer een van beiden genoegen neemt met minder dan hem of haar bij de formele afwikkeling toe zou komen, deze daarin uitdrukkelijk instemt en zich rekenschap geeft van de gronden waarop hij of zij dit standpunt inneemt. In het algemeen is dan van belang dat het advies en de waarschuwing van de advocaat schriftelijk worden vastgelegd. Mr. X heeft getracht zijn adviezen schriftelijk aan klaagster te bevestigen, maar heeft zich onvoldoende gerealiseerd dat klaagster en haar ex-echtgenoot nog op hetzelfde adres woonden en dat er een kans was dat de brief klaagster niet zou bereiken. Mr. X is onvoldoende attent geweest op de mogelijkheid dat klaagster onder druk van haar echtgenoot stond. Klaagster heeft anderzijds niet ontkend dat mr. X haar mondeling heeft gewaarschuwd voor de gevolgen van onderverdeling. Het staat niet vast dat mr. X in de procedure gebruik heeft gemaakt van gegevens die hij kende uit de periode dat hij mede namens klaagster en gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding heeft ingediend. Mr. X had zich evenwel dienen te realiseren dat hij in het belang van zijn cliënt persoonlijke omstandigheden over klaagster naar voren zou moeten brengen, hetgeen voor klaagster wel eens onaangenaam of schadelijk zou kunnen zijn, aangezien mr. X ook als haar advocaat was opgetreden. Mr. X had in de gegeven omstandigheden niet voor de ex-echtgenoot van klaagster mogen optreden, zeker niet toen hij kennisgenomen had van het gegeven dat het gevaar waarvoor hij klaagster had gewaarschuwd, namelijk dat de Gemeentelijke Sociale Dienst haar zou korten op haar uitkering, zich had gerealiseerd en dat die korting voor klaagster aanleiding was de vernietigingsprocedure te entameren. De klacht is derhalve gegrond.

 

Volgt

Gegrondverklaring van de klacht met oplegging van de maatregel van enkele waarschuwing.

Download artikel als PDF

Advertentie