Raad van Discipline Leeuwarden, 20 juli 2004

(mrs. Giltay, De Goede, Janssen, Vogelsang en Winkel)

 

De advocaat schiet tekort bij het behartigen van de belangen van zijn cliënt wanneer hij een grote hoeveelheid stukken in het geding brengt die hem zijn aangereikt door zijn cliënt, zonder deze te ordenen en aan de hand van die stukken de stellingen van de cliënt inzichtelijk te maken.

– Advocatenwet artikel 46 (1.4.3 Andere verzuimen)

– Gedragsregel 4

 

Feiten

Klager sluit een licentieovereenkomst met A. De uitvoering van deze overeenkomst leidt tot een procedure tussen partijen. De rechtbank wijst de conventionele vordering van A (tot betaling van een geldsom door klager) af en wijst de reconventionele vordering van klager deels toe (betaling van een geldsom door A) en deels af (betaling van additionele schadevergoeding door A). A appelleert waarna klager incidenteel appèl instelt. In beide instanties staat mr. X klager als advocaat bij. In een tussenarrest overweegt het gerechtshof dat de in de memorie van antwoord genoemde producties niet zijn overgelegd en mitsdien niet in het geding kunnen worden betrokken. Het hof stelt daarom klager alsnog in de gelegenheid om bij akte zijn vordering nader te preciseren en te onderbouwen. Klager brengt daarop in het geding doorlopende overzichten van de door hem gemaakte kosten ter uitvoering van de overeenkomst met A en de gerealiseerde opbrengsten. Voorts legt hij over kopieën van alle debetfacturen over een periode van twee jaar. In zijn eindarrest overweegt het hof dat klager geen toereikende grondslag voor zijn schadevordering heeft gesteld en dat het hof daarom de vordering van klager in incidenteel appèl afwijst.

 

Klacht

(1) Mr. X heeft verzuimd de in zijn memorie van antwoord genoemde producties aan het hof over te leggen, hetgeen ertoe heeft geleid dat de producties, zoals het hof in het tussenarrest heeft overwogen, niet in het geding konden worden betrokken.

(2) Mr. X heeft de daarna bij akte overgelegde stukken niet van een duidelijke toelichting voorzien, hetgeen ertoe heeft geleid dat het hof de stukken die als bewijs van de juistheid van klagers vordering bedoeld waren, terzijde heeft geschoven.

Klager verzoekt de raad in zijn beslissing uit te spreken dat mr. X jegens hem niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

 

Verweer

Mr. X wijst erop dat zowel in eerste aanleg als in hoger beroep de door klager gevorderde schadevergoeding is afgewezen. Aan de door hem opgestelde en aan zijn procureur verzonden memorie van antwoord waren de daarin genoemde producties gehecht. Hij wist niet beter dan dat zijn procureur de memorie van antwoord met de daarbijbehorende producties aan het hof heeft overgelegd. Het komt wel vaker voor dat stukken bij het hof zoekraken; dat valt hem niet te verwijten. Alhoewel zijn eigen voorkeur uitging naar een verklaring van een externe accountant of iets dergelijks, heeft klager ervoor gekozen om zelf een onderbouwing te maken en deze te voorzien van de nodige bewijsstukken. Op zich was het door klager gemaakte overzicht inzichtelijk en de door hem opgevoerde posten werden ondersteund door meegeleverde bewijsstukken. De van klager ontvangen stukken – die reeds door hem waren gebundeld – zijn bij akte aan het hof overgelegd onder toezending van afschriften aan de raadsman van de wederpartij.

 

Overwegingen van de raad

In de memorie van antwoord in conventie tevens memorie van eis in reconventie stelt mr. X dat klager bij die memorie in het geding brengt de bijlagen als genoemd in ‘De persoonlijke verwoording in het standpunt van (klager)‘, welk schriftelijk stuk (kennelijk) deel van de memorie uitmaakt. In de daarna genomen memorie van antwoord in incidenteel appèl stelt de advocaat van de wederpartij onder meer: ‘(Klager) heeft nog steeds geen volledig en gedocumenteerd inzicht gegeven (…). Bij Memorie van Antwoord heeft hij in een stuk (…) een persoonlijk standpunt ingediend, waarvan echter bij het exemplaar dat (A) van die memorie heeft ontvangen de bijlagen ontbreken. Op verzoek om toezending van die bijlagen heeft (klager) niet geantwoord.

In zijn brief van () schrijft mr. X aan de advocaat van de wederpartij onder meer: ‘Of u alle stukken hebt zoals die bij de memorie van antwoord/ eis aan het Gerechtshof zijn overhandigd weet ik niet, veiligheidshalve zend ik u een nieuwe set.

In zijn tussenarrest overweegt het hof dat de in de memorie van antwoord genoemde producties niet zijn overgelegd en mitsdien niet in het geding kunnen worden betrokken. Naar aanleiding hiervan overweegt de raad dat – behoudens tegenbewijs – op grond van het vorenstaande is komen vast te staan dat bedoelde producties niet bij de ter rolle van het hof genomen memorie van antwoord in conventie tevens memorie van eis in reconventie in het geding zijn gebracht. Het tegenbewijs heeft mr. X niet geleverd. Hij heeft weliswaar gesteld dat het vaker voorkomt dat stukken bij het hof zoekraken, maar dit is als bewijs niet voldoende. Het vorenstaande leidt ertoe dat het eerste klachtonderdeel gegrond is.

In zijn eindarrest heeft het hof overwogen: ‘(…) dat de toelichting die (klager) bij de akte (…) heeft verstrekt, niet aan de daaraan te stellen normen voldoet. (Klager) heeft ten onrechte volstaan met de in de akte niet nader toegelichte stelling dat zijn schade ƒ 129.131 bedraagt, hetgeen het hof kennelijk moet afleiden uit een grote stapel ongeordende stukken waaruit het hof voorts kennelijk onrechtmatige gedragingen en causaal verband moet destilleren. Zulks is niet de taak van het hof, maar van de procureur van de eisende partij, die de stellingen van zijn cliënt inzichtelijk dient te maken.

De raad heeft kennisgenomen van de bewuste akte en de daarbij overgelegde stukken. Hij onderschrijft het oordeel van het hof, zoals hiervoor geciteerd. Dit rechterlijke oordeel mag mr. X zich als rechtsgeleerde raadsman van klager aantrekken. Mr. X is tekortgeschoten in de behartiging van klagers belangen, nu hij de stellingen van klager in de appèlprocedure niet inzichtelijk heeft gemaakt, hetgeen (mede) grond is (geweest) voor afwijzing van klagers reconventionele vordering. Het vorenstaande leidt ertoe dat ook dit klachtonderdeel gegrond is. De raad overweegt dat mr. X er geen blijk van heeft gegeven in te zien dat zijn wijze van procederen bij het hof met name voor wat betreft zijn optreden na het tussenarrest onder de maat is gebleven.

Volgt Berisping en de uitspraak dat mr. X jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.  

Download artikel als PDF

Advertentie