Raad van Discipline ‘s Hertogenbosch, 7 maart 2005
(mrs. Peutz, Houtakkers, Luchtman, Peeters en Theunissen)
Nu het oordeel van de Hoge Raad over de strafrechtelijke aspecten van het handelen van de advocaat van invloed kan zijn op de tuchtrechtelijke beoordeling, houdt de raad een beslissing aan totdat op het door de advocaat ingestelde cassatieberoep zal zijn beslist.
Verjaringsaspecten.
– Advocatenwet artikel 46 (6 Tuchtprocesrecht)
Feiten
Via de derdenrekening van mr. X vinden transacties plaats ten behoeve van drie van zijn cliënten. Deze cliënten worden veroordeeld ter zake van oplichting waarmee een bedrag in de orde van grootte van 100 miljoen gulden is gemoeid. Mr. X wordt zelf vervolgd wegens het deel uitmaken van een criminele organisatie met de cliënten in kwestie en wegens medeplichtigheid aan de criminele activiteiten van deze organisatie. De rechtbank spreekt hem vrij maar in hoger beroep wordt hij veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een geldboete. Van dat arrest stelt mr. X beroep in cassatie in. De deken dient ambtshalve bezwaren in tegen mr. X. Het eerste bezwaar is dat in ongeveer twee jaar tijd omvangrijke betalingen via zijn derdenrekening zijn gelopen, terwijl het de advocaat niet vrij staat zijn derdenrekening beschikbaar te stellen voor andere activiteiten dan waarvoor de bijstand van de advocaat (in die hoedanigheid? bew.) is gezocht. Het tweede bezwaar is dat door de uitspraak van het gerechtshof is komen vast te staan dat mr. X deelnam aan een organisatie die het plegen van misdaden tot oogmerk had en medeplichtig is geweest aan door deze organisatie verrichte criminele handelingen. Mr. X beroept zich er allereerst op dat de deken niet-ontvankelijk is nu onnodig lang gewacht is met het indienen van zijn bezwaren. De aan mr. X verweten handelingen waren reeds vanaf april 2001 bij de Raad van Toezicht bekend en pas eind 2003 is door de toenmalige deken om opheldering gevraagd, wat gevolgd werd door een gesprek in februari of maart 2004 tussen mr. X en de voltallige raad. Voor wat de eigenlijke bezwaren betreft ziet mr. X in dat hij zich van medewerking aan de transacties in kwestie had behoren te onthouden maar het ging hier om legale transacties en niet om criminele gelden. Mr. X heeft daarnaast nimmer de bedoeling gehad deel uit te maken van een criminele organisatie en de voor zijn veroordeling relevant geachte feitelijkheden kunnen ook, anders dan het gerechtshof heeft gedaan, worden uitgelegd als blijken van naïviteit en wellicht onzorgvuldigheid. Mr. X heeft tegen het veroordelend arrest cassatie ingesteld.
Overwegingen
In het tuchtrecht voor advocaten bestaan geen algemene termijnen voor verjaring of verval betreffende het indienen van een klacht. Bij de beoordeling van een verweer tot niet-tijdige indiening van een klacht moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen, enerzijds de rechtszekerheid voor de advocaat dat door hem verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer ter discussie zullen worden gesteld en anderzijds het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter getoetst kan worden. Daarbij is van belang op welk tijdstip klager kennis heeft gekregen van het door hem gewraakte handelen van de advocaat en de vraag of de advocaat door het tijdsverloop in zijn verdediging is belemmerd. De raad zal met inachtneming van dit uitgangspunt de ontvankelijkheidskwestie beoordelen.
In deze klachtzaak heeft er in aanwezigheid van de toenmalige deken in verband met een strafrechtelijk onderzoek een doorzoeking op kantoor van mr. X plaatsgevonden. De raad acht het begrijpelijk dat de deken de uitspraak van de rechtbank heeft willen afwachten alvorens zijn bezwaren bij de raad in te dienen. Het vonnis van de rechtbank kan immers van invloed zijn op de beoordeling van de raad van de dekenbezwaren. Een eventuele strafrechtelijke veroordeling van een advocaat kan immers tuchtrechtelijke consequenties hebben. Kort nadat de deken kennis had genomen van de uitspraak van de rechtbank heeft de deken mr. X om toelichting gevraagd. Hierna heeft nog een gesprek plaatsgevonden met de gehele Raad van Toezicht. Vervolgens heeft de deken een ambtshalve klacht bij de raad ingediend. De raad is van oordeel dat de deken niet onnodig lang heeft stilgezeten alvorens tot indiening van zijn bezwaren over te gaan. Daarnaast merkt de raad op dat in een geval als het onderhavige, waar mogelijk een criminele organisatie bij betrokken is en een eventueel strafrechtelijk optreden van een advocaat een rol speelt, het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter getoetst kan worden dusdanig groot is, dat het enkele tijdsverloop van tweeënhalf jaar de grenzen van het aanvaardbare niet zozeer overschrijdt dat de bezwaren van de deken niet inhoudelijk beoordeeld zouden moeten worden.
Voorts is de raad niet gebleken dat mr. X ten gevolge van het tijdsverloop in zijn verdediging zou zijn geschaad. Voorzover in het dossier van mr. X stukken ontbreken werd zulks niet veroorzaakt door het tijdsverloop.
De raad acht de deken dan ook ontvankelijk in zijn bezwaren.
Beoordeling van de bezwaren van de deken
De deken stelt bij de indiening van zijn tweede bezwaar dat door het arrest van het gerechtshof is komen vast te staan dat mr. X heeft deelgenomen aan een organisatie die het plegen van misdaden tot oogmerk had en dat hij medeplichtig is geweest aan de door deze organisatie verrichte handelingen. De raad concludeert dat, nu mr. X cassatie tegen het arrest van het hof heeft ingesteld, de raad nog geen oordeel kan uitspreken over het door de deken aan de raad voorgelegde bezwaar zolang de zaak nog aanhangig is bij de Hoge Raad. Alhoewel een tuchtrechtelijk onderzoek door de raad zelfstandig plaatsvindt, kan een strafrechtelijke veroordeling van een advocaat ook tuchtrechtelijke consequenties met zich meebrengen. De raad wenst de uitspraak van de Hoge Raad dan ook bij zijn oordeelsvorming te betrekken. Dit geldt eveneens voor de beoordeling van het eerste door de deken aan de raad voorgelegde bezwaar betreffende het gebruik van de derdenrekening. De uitspraak van de Hoge Raad en de beslissing van de raad op het tweede bezwaar van de deken kunnen immers van invloed zijn op de beoordeling door de raad van het eerste bezwaar van de deken.
Op grond van het bovenstaande zal de raad de beslissing op beide bezwaren van de deken aanhouden totdat de Hoge Raad op het door mr. X ingestelde cassatieberoep tegen het arrest van het gerechtshof zal hebben beslist.
Beslissing
De raad verklaart de deken ontvankelijk in beide bezwaren tegen mr. X. Voor het overige houdt de raad de beslissing op beide door de deken ingediende bezwaren aan totdat de Hoge Raad op het door mr. X ingestelde cassatieberoep tegen het arrest van het gerechtshof zal hebben beslist.