Raad van Discipline ‘s-Hertogenbosch, 22 november 2004
(mrs. Peutz, De Bont, Lucassen, Henselmans en Van Boxsel)
Het verbod om rechtstreeks contact te leggen met een wederpartij, buiten de advocaat van die wederpartij om, is bedoeld om beïnvloeding op onjuiste wijze te voorkomen. In casu is daar geen sprake van geweest.
– Advocatenwet artikel 46 (3.1 Vrijheid van handelen)
– Gedragsregel 18
Feiten
Mr. X en mr. Y en zijn kantoorgenoten. Mr. Y staat de vennootschap A bij in een kantongerechtsprocedure met als wederpartij een zekere J. Mr. Z, advocaat van J, dient een klacht in tegen mr. X en mr. Y die uit vier onderdelen bestaat.
Klachtonderdeel 1: mr. X is indertijd opgetreden voor J en een zekere C gezamenlijk, bij het opstellen van de overeenkomst die thans onderwerp van de procedure is.
Klachtonderdeel 2: mr. X heeft buiten mr. Z om telefonisch contact gelegd met J over de zaak waarin J door mr. Z werd bijgestaan. Klachtonderdeel 3: mr. X en mr. Y hebben de door J vertrouwelijk aan mr. X overhandigde overeenkomst als productie ingebracht in de lopende kantongerechtsprocedure.
Klachtonderdeel 4: mr. X en mr. Y hebben een onjuiste voorstelling van zaken gegeven door tegen beter weten in te stellen dat mr. X geen bemoeienis heeft gehad met de overeenkomst in kwestie.
Beoordeling
De raad is van oordeel dat, ofschoon niet de cliënten van klager klagen, klager zelf een zodanig belang heeft dat hij als klager kan worden ontvangen. De gewraakte handelingen van mr. X en mr. Y betreffen immers een juiste procesgang waarover klager in het belang van zijn cliënten dient te waken.
De raad zal de onderdelen 1, 3 en 4 tezamen behandelen daar deze nauw met elkander samenhangen. Deze onderdelen betreffen beide verweerders.
De kern van de klacht is dat, nu klager stelt dat mr. X indertijd als advocaat is opgetreden voor J in de kwestie C, mr. X en mr. Y niet mogen optreden voor A tegen J. Mr. X stelt uitdrukkelijk dat hij in die kwestie uitsluitend en alleen als advocaat is opgetreden voor A. Het feit dat mr. X alstoen in een overlegsituatie contacten heeft gehad met J wil geenszins zeggen dat mr. X als advocaat voor J is opgetreden. Het komt in de praktijk veelvuldig voor dat door de advocaat rechtstreeks overleg gevoerd wordt met de tegenpartij van zijn cliënt. Volgens klager stellen zijn cliënten het tegendeel en beschouwden zij mr. X mede als hun advocaat.
De raad is van oordeel dat door klager onvoldoende is aangetoond dat mr. X in de kwestie C als advocaat is opgetreden voor J. De raad merkt op dat door mr. X onbetwist gesteld is dat hij nimmer een rekening aan J heeft toegezonden. Ware dit anders dan had klager eenvoudig kunnen volstaan met het in het geding brengen van die nota. Dit betekent tevens dat het verwijt inhoudende dat mr. X en mr. Y ten opzichte van J hun geheimhoudingsplicht hebben geschonden geen doel treft. Als mr. Y in de procedure al gesteld heeft dat mr. X geen bemoeienis gehad heeft met het totstandkomen van de vervallenverklaring van de optie-overeenkomst tussen C en J dan is kennelijk bedoeld te stellen dat mr. X met J geen tuchtrechtelijk relevante bemoeienis heeft gehad. De onderdelen 1, 3 en 4 zullen als ongegrond moeten worden afgewezen. Ad onderdeel 2
Dit onderdeel betreft mr. X.
In de advocatuur heerst de opvatting dat de advocaat zich met een partij betreffende een aangelegenheid waarin deze naar hij weet door een advocaat wordt bijgestaan niet anders in verbinding mag stellen dan door tussenkomst van die advocaat. Vaststaat dat mr. X met J telefonisch contact opnam betreffende de procedure tussen J en A terwijl hij wist – althans kon weten – dat J werd bijgestaan door klager. Mr. X meent dat, gezien de reden waarom hij zich met J in verbinding stelde, zijn handeling niet als klachtwaardig kan worden aangemerkt. Mr. X heeft gesteld dat er door de contacten die hij voorheen had met J in de kwestie C een vriendschappelijke verhouding was ontstaan tussen hem en de familie J. Toen mr. X van een vakantie terugkwam en bemerkte dat zijn kantoorgenoot, mr. Y, in de procedure voor A opkwam, vond mr. X zulks vervelend. Het was daarom, zo stelt hij, dat hij J wilde laten weten dat het optreden van zijn kantoor tegen J op een misverstand berustte en dat hij zijn positie in dezen onaangenaam vond. Mr. X stelt voorts dat hij van zijn kant niet met J gesproken heeft over de inhoud van de lopende procedure. Klager stelt dat zijn cliënten hem hebben gezegd, dat in het bewuste telefoongesprek over de inhoud van de procedure gesproken is. Nu mr. X zulks evenwel ontkent staat dit niet vast.
De raad overweegt dat de uitleg van de zijde van mr. X, waarom hij J meende te moeten bellen, niet onaannemelijk is. Weliswaar had mr. X er beter aan gedaan om zich met klager in verbinding te stellen doch de raad is van oordeel dat, gezien de reden waarom mr. X J belde, zulks geen overschrijding betekent van de norm die in artikel 18 van de Gedragsregels bedoeld is. De bedoeling van deze norm is om te voorkomen dat de wederpartij op een onjuiste wijze wordt beïnvloed. Dit onderdeel van de klacht zal als ongegrond moeten worden afgewezen.
Beslissing
De raad wijst alle onderdelen van de klacht als ongegrond af.