Raad van Discipline Amsterdam, 31 januari 2005

(mrs. Markx, Hamer, De Regt, Verweel-Stokman en Voorhoeve)

 

In zijn algemeenheid heeft een advocaat in een strafzaak een grotere mate van vrijheid ten gunste van zijn cliënt dan een advocaat in een civiele zaak. In casu diende het in het geding brengen van een psychiatrisch rapport, dat over het slachtoffer van een misdrijf was opgemaakt, een redelijk doel. De vraag hoe de cliënt van de advocaat het rapport in zijn bezit heeft gekregen, is voor de beoordeling niet relevant.

 Advocatenwet art. 46 (2.3 Gedragingen in strafzaken; 3.4 Jegens tegenpartij in acht te nemen zorg)

– Gedragsregel 1

 

Feiten

Mr. X staat een cliënt bij die ervan wordt verdacht een aanslag te hebben gepleegd op zijn voormalige zwager, thans klager. Bij de behandeling van het hoger beroep van de strafzaak zal klager als getuige worden gehoord. Daaraan voorafgaand zendt mr. X aan het gerechtshof een over klager opgemaakt psychiatrisch rapport toe, met het verzoek dat aan het strafdossier toe te voegen. Klager maakt daartegen bezwaar, ondermeer in kort geding, omdat openbaarmaking van de inhoud een inbreuk betekent op zijn privacy en omdat het rapport op onrechtmatige wijze, namelijk door diefstal uit zijn woning, in het bezit van mr. X zou zijn gekomen. De vordering in kort geding wordt afgewezen waarna klager als getuige in de strafzaak wordt gehoord en het rapport aan de orde komt.

De klacht bestaat uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel is dat mr. X gebruik maakt van het rapport in het strafproces zonder toestemming van klager terwijl mr. X bovendien wist of had moeten weten dat deze gegevens onrechtmatig verkregen waren. Het tweede onderdeel houdt in dat mr. X klager op onheuse wijze heeft ondervraagd, tijdens zijn verhoor als getuige.

 

Overwegingen

De beide klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. De raad stelt voorop dat het zogenaamde medisch geheim alleen geldt in de relatie arts-patiënt. Het is een arts niet toegestaan, zonder toestemming van de patiënt, medische gegevens aan anderen dan de patiënt te verstrekken. Deze geheimhoudingsverplichting ten aanzien van medische gegevens geldt evenwel niet voor een advocaat, zij het dat deze wel rekening moet houden met het feit dat deze gegevens van persoonlijke aard zijn.

Een advocaat heeft een grote mate van vrijheid om te bepalen wat de belangenbehartiging van zijn cliënt vergt. Deze vrijheid vindt haar beperking in een behoorlijke belangenafweging, waarbij de advocaat rekening moet houden met de gerechtvaardigde belangen van anderen dan zijn cliënt. Daarbij overweegt de raad dat in zijn algemeenheid een advocaat in een strafzaak een grotere mate van vrijheid ten gunste van zijn cliënt heeft dan een advocaat in een civiele zaak. Zo mag van een advocaat in een strafzaak verwacht worden dat hij alles doet dat in het belang van zijn cliënt is, waartoe het overleggen van stukken met betrekking tot een getuige (ook als dat een medische rapportage over die getuige is) gerekend kan worden, mits dit een redelijk doel dient. Van dit laatste was in het onderhavige geval zeker sprake gezien de ernst van de verdenking en de hoge straf die de cliënt van mr. X kon verwachten. De vraag hoe de cliënt van mr. X aan dit rapport is gekomen is naar het oordeel van de raad niet relevant. Anders dan klager kennelijk meent vallen stukken die de advocaat in een strafzaak inbrengt niet onder het leerstuk van onrechtmatig verkregen bewijs in strafzaken; dat leerstuk heeft alleen betrekking op door het openbaar ministerie aangedragen bewijs.

De raad heeft overigens niet kunnen vaststellen op welke wijze (al dan niet rechtmatig) het rapport in het bezit van de cliënt van mr. X is geraakt. De hiervoor bedoelde belangenbehartiging en belangenafweging bracht in deze zaak mee dat mr. X naar het oordeel van de raad niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door gebruik te maken van het medisch rapp

Met betrekking tot de ondervraging ter zitting merkt de raad op dat het aan de rechterlijke instantie die de strafzaak behandelt is te beslissen over toelating van zo’n rapport, alsmede omtrent de wijze waarop daarvan gebruik wordt gemaakt, waartoe de (wijze van) ondervraging (door mr. X) behoort. Wat er zij van de overwegingen op dit punt in het arrest van het hof, de raad kan niet vaststellen wat zich op de zitting heeft afgespeeld en kan dus niet beoordelen of mr. X zich niet gedragen heeft zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Het feit dat klager behalve getuige ook slachtoffer in deze zaak was doet begrijpen dat klager zich gekwetst heeft gevoeld maar kan geen verschil brengen in de tuchtrechtelijke beoordeling van het handelen van mr. X. Beide klachtonderdelen zijn derhalve ongegrond. 

Beslissing

Ongegrondverklaring van de klacht.

Download artikel als PDF

Advertentie