Hof van Discipline, 1 april 2005, nr. 4186
(mrs. Van Griensven, Meeter, Schokkenbroek, Thunnissen en Tonkens-Gerkema)
Raad van Discipline Arnhem, 13 september 2004
(mrs. De Vries, Bige, Dam, Klemann en Verster)
In een processtuk gedane uitlatingen over de wederpartij nodeloos grievend?
– Advocatenwet artikel 46 (3.3.1 Grievende uitlatingen)
– Gedragsregel 31
Feiten
A verblijft als huurder van een chalet van klager in park Z. Tijdens dit verblijf tekent A twee overeenkomsten met klager, te weten een overeenkomst tot koop van een in dat park gelegen perceel en een overeenkomst tot koop van een daarop te plaatsen chalet voor recreatieve doeleinden. Kort daarop betwist A de geldigheid van deze (zonder ontbindende voorwaarde aangegane) overeenkomsten en hij voert daarbij onder meer aan dat hij in de veronderstelling heeft verkeerd dat slechts sprake was van koopopties. Nadat hij heeft geweigerd om boetefacturen te voldoen wordt hij door klager gedagvaard. Ten verwere tegen de vordering doet hij in de conclusie van antwoord stellen dat de overeenkomsten nietig zijn op grond van dwaling, bedrog of misbruik van omstandigheden. Ter toelichting daarop worden door zijn advocaat mr. X in die conclusie (onder meer) de bewoordingen ‘malafide praktijken’ en ‘bedrog’ gebezigd. Daaraan voorafgaand was zijdens klager in een gesprek met mr. X en diens cliënt A gezegd dat klager eerder in een dergelijk geval door de rechter in het gelijk was gesteld. Ten overstaan van de rechter wordt tussen partijen een schikking bereikt. Mr. X heeft daarna, desgevraagd, excuus aangeboden voor de door hem gebruikte bewoordingen met de mededeling dat hij niet bedoeld had te kwetsen maar dat de door hem gebruikte kwalificatie wel paste bij de juridische begrippen bedrog en misbruik van omstandigheden. Voor klager was dit onvoldoende.
Klacht
Mr. X heeft zich niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt door zich in de conclusie van antwoord te bedienen van onnodig grievende bewoordingen zoals ‘malafide praktijken’, ‘er ingeluisd’, ‘onder druk gezet’, ‘psychische druk’, ‘slim spelletje’ en ‘brutale verkoper’. Ter zitting van de raad beperkt klager de klacht tot het gebruik van de bewoordingen ‘malafide praktijken’ en ‘bedrog’.
Behandeling door de raad
De raad wijdt twee behandelingen aan deze zaak. Na de eerste zitting moet een van de leden vaststellen dat een van zijn kantoorgenoten optreedt als advocaat van klager. Om die reden trekt hij zich alsnog uit de behandeling terug met als gevolg dat de raad enkele maanden later de klacht opnieuw en in andere samenstelling behandelt. Klager en mr. X zien er echter vanaf om op die tweede zitting te verschijnen. Zij stemmen ermee in dat de klacht behandeld wordt op basis van de voorliggende stukken, waaronder het proces-verbaal van de eerste zitting.
Overwegingen van de raad
Het gebruik van de term ‘bedrog’ is naar het oordeel van de raad toelaatbaar geweest omdat mr. X daarmee een in de wet verankerde kwalificatie van handelingen of gedragingen heeft benoemd die hij ook ten grondslag heeft gelegd aan zijn verweer.
Anders oordeelt de raad omtrent het gebruik van de bewoordingen ‘malafide praktijken’ omdat daarmee de suggestie wordt gewekt dat klager zich volgens A niet alleen jegens hem maar ook jegens meerdere andere in koop geïnteresseerden aan een met de wet strijdige handelwijze zou hebben schuldig gemaakt. Dat is een ernstige beschuldiging die de moraliteit van klager raakt. Mr. X heeft die beschuldiging echter in het geheel niet toegelicht, laat staan onderbouwd. Alleen al om die reden had hij daarmee ook geen bijdrage kunnen leveren aan een beoordeling van het gevoerde verweer. De raad is dan ook van oordeel dat deze beschuldiging onnodig grievend was en niet door mr. X gebruikt had mogen worden. Blijkens zijn verweer heeft mr. X kennelijk ingezien dat hij zich in zijn woordkeuze heeft vergaloppeerd en hij heeft daarvoor zijn excuses aangeboden. De raad ziet er daarom vanaf mr. X terzake een maatregel op te leggen.
Overwegingen van het hof
Het gebruik van bewoordingen als ‘malafide praktijken’ ter nadere aanduiding van juridische begrippen als bedrog en misbruik van omstandigheden zal, gelet op de inhoud van deze juridische begrippen, slechts in bijzondere gevallen als niet-noodzakelijk dan wel niet-passend bij de behartiging van de belangen van de cliënt in een rechtsgeding moeten worden beschouwd. Dat ten dezen sprake zou zijn van een dergelijk bijzonder geval vanwege (het ontbreken van een onderbouwing van) de suggestie dat klager zich ook ten opzichte van anderen dan A aan dergelijk gedrag schuldig zou maken, vermag het hof niet in te zien. Voorzover al een dergelijke suggestie in de gewraakte bewoordingen moet worden gelezen is uit de aan het hof gegeven toelichting van mr. X (die deze toelichting vanwege het totstandkomen van een schikking niet meer in de processtukken bij de rechtbank heeft kunnen verwoorden) duidelijk geworden dat deze bewoordingen moeten worden gezien in het licht van een mededeling zijdens klager dat al eerder een dergelijke zaak door de rechter (in het voordeel van klager) was beslist. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof, mede gelet op de ruimte van uitingsvrijheid die een advocaat in een rechtsgeding wordt gelaten door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (zie o.a. EHRM 28 oktober 2003, NJ 2004, 555) het in hoger beroep aan het oordeel van het hof onderworpen klachtonderdeel ongegrond verklaren.
Volgt
Vernietiging en ongegrondverklaring.