Raad van Discipline Amsterdam, 27 juni 2005

(mrs. Van Bennekom, Breederveld, De Regt, Romijn, Verviers)

 

Een advocaat schendt het vertrouwen in de advocatuur in ernstige mate wanneer hij ondanks verbodsborden zijn mobiele telefoon meeneemt in een cellencomplex, en zijn cliënt daarmee laat bellen.

– Advocatenwet artikel 46

– Gedragsregel 1 (2.1 wat in het algemeen niet betaamt; 2.3 gedragingen in strafzaken)

 

Feiten

Mr. X heeft op 24 november 2003 in het kader van de piketdienst een bezoek gebracht aan een verdachte in cellencomplex Z. Bij de ingang van het cellencomplex zijn diverse borden opgehangen waaruit blijkt dat mobiele telefoons en het gebruik daarvan niet zijn toegestaan in het cellencomplex.

Mr. X heeft zijn mobiele telefoon meegenomen in het cellencomplex. Hij heeft zijn mobiele telefoon vervolgens aan de door hem bezochte verdachte gegeven. Mr. X heeft in gebarentaal geprobeerd aan de verdachte duidelijk te maken dat de telefoon gebruikt kon worden om kleding te komen (laten? bew.) brengen. In een taal die mr. X niet verstond heeft de verdachte vervolgens met die telefoon een gesprek gevoerd. Naar later bleek heeft verdachte in dat gesprek de aangeefster van het feit waarvoor hij was aangehouden onder druk gezet haar aangifte in te trekken.

Door het gebruik van de mobiele telefoon ging in het cellencomplex een alarm af. Mr. X heeft vervolgens aan de dienstdoende agent toegegeven dat de verdachte met zijn mobiele telefoon had gebeld.

 

Klacht

De klacht wordt ingediend namens de politiedienst, belast met het politionele toezicht in het cellencomplex. De klacht luidt dat mr. X in strijd met verbodsborden zijn telefoon mee heeft genomen het cellencomplex in en vervolgens de verdachte de gelegenheid heeft gegeven om vanuit het cellencomplex met die mobiele telefoon te telefoneren.

 

Beoordeling door de raad

De raad stelt voorop dat met privileges die aan de advocatuur zijn toegekend in het kader van bijstand aan in verzekering gestelde verdachten buitengewoon zorgvuldig moet worden omgegaan. De raad is voorts van oordeel dat aan mr. X voldoende kenbaar moet zijn geweest dat het mee naar binnen nemen van het toestel niet is toegestaan. Hieraan doet niet af dat de raad niet heeft kunnen vaststellen dat mr. X persoonlijk om afgifte van zijn mobiele telefoon is gevraagd voor hij het cellencomplex binnen ging.

Los van het vorenstaande is het een advocaat niet toegestaan om een in verzekering gestelde verdachte in de gelegenheid te stellen zelf ongecontroleerd contact te hebben met derden. Dit zou het opsporingsonderzoek immers (ernstig) kunnen frustreren en kan bovendien het ongewenste gevolg hebben dat zich hier heeft voorgedaan. Ter zake van de strafmaat wordt overwogen dat mr. X weliswaar zijn excuses aan klaagster heeft aangeboden, maar dat dat niet afdoet aan het oordeel van de raad dat mr. X door zijn handelwijze het vertrouwen dat de politie in de advocatuur moet kunnen hebben, ernstig heeft geschaad. In dat licht acht de raad de maatregel van berisping op zijn plaats.

 

Volgt

Gegrondverklaring van de klacht; oplegging van de maatregel van berisping.

Download artikel als PDF

Advertentie