Raad van Discipline Amsterdam, 22 augustus 2005
(mrs. De Groot, Van den Berg, Goppel, Röttgering, Voorhoeve)
De keuzevrijheid van de verdachte staat voorop, ook wanneer hij in eerste instantie een door hem met naam genoemde ‘voorkeurspiketadvocaat’ heeft laten komen, en zich later een door de familie gekozen advocaat aandient. De ‘nieuwe’ advocaat heeft de verplichting om zo tijdig en nauwkeurig mogelijk over zijn inschakeling mededeling te doen aan de eerste (piket)advocaat.
– Advocatenwet artikel 46
– Gedragsregels 17 en 22 (5.3 Overname van zaken)
Feiten
Klager, advocaat, heeft op 27 september 2004 om omstreeks 11.30 uur in het kader van de piketregeling een verdachte bezocht op het hoofdbureau van politie te Y. Verdachte had verzocht om klager als voorkeurspiketadvocaat.
Nadat verdachte in verzekering was gesteld heeft diens familie het kantoor van mr. X verzocht rechtsbijstand aan verdachte te verlenen. Diezelfde middag heeft een kantoorgenoot van mr. X aan klager telefonisch het verzoek van de familie medegedeeld. Mr. X heeft op 27 september 2004 ’s avonds de verdachte bezocht in het cellencomplex van het politiebureau te Y.
Klager klaagt hierover in een brief aan de deken van 28 september 2004 en stelt in die brief onder meer het navolgende.
‘In de namiddag omstreeks halfvijf heb ik een telefoontje ontvangen van mr. Z, advocaat te Y, welke mij mededeelde dat de familie van de heer (verdachte) door hen zou zijn benaderd met het verzoek de strafzaak over te nemen. Daartoe zou ik nog een fax ontvangen. Ik heb mr. Z medegedeeld dat ik reeds bij mijn cliënt op bezoek was geweest en een verzoek tot overname mij nog niet had bereikt. Mr. Z deelde mij mede dat hij een fax zou sturen welke fax u ingesloten aantreft en gedateerd is op 28 september 2004.’
Met een fax van (eveneens) 28 september 2004 heeft mr. X klager als volgt bericht:
‘Familie van cliënt heeft mij en mijn kantoor telefonisch benaderd met het verzoek de behandeling van de zaak van u over te nemen. De heer (verdachte) heeft zulks inmiddels bevestigd. Ik verzoek u vriendelijk mij alle stukken te doen toekomen.’
Bij telefax van 29 september 2004 heeft mr. X onder meer het volgende aan klager bericht:
‘Het is juist dat ik de heer (verdachte) heb bezocht op het politiebureau te Y en dat ik op dat moment was geïnformeerd dat u de heer (verdachte) reeds in het kader van de piketdienst had bezocht.
Ik heb cliënt bezocht, omdat de directe familie van cliënt mij uitdrukkelijk had verzocht zulks te doen. In een zaak als de onderhavige, waar het gaat om een verdenking van (voorbereiding van) een terroristische aanslag, achtte ik het van groot belang cliënt op zo kort mogelijke termijn te bezoeken.
Overigens laat ik u weten dat ik de zaak niet uitvoerig inhoudelijk met cliënt heb besproken, maar dat mijn bezoek vooral het doel had cliënt te laten weten dat de familie mij had verzocht zijn belangen te behartigen. De keuze in dezen heb ik aan cliënt gelaten. Cliënt heeft mij vervolgens laten weten dat hij in het vervolg door mij wenste te worden bijgestaan.’
Mr. X heeft bij deze fax een door de verdachte ondertekende verklaring meegestuurd waarin deze verklaart dat hij ervoor kiest om in een mogelijke strafzaak te worden bijgestaan door mr. X. Bij telefax van 30 september 2004 heeft klager onder meer het volgende aan mr. X bericht:
‘In elk geval staat vast dat u zonder mijn toestemming mijn cliënt hebt bezocht op het politiebureau te Y terwijl u wist dat ik als raadsman mijn werkzaamheden heb aangevangen. Uw bezoek aan cliënt is niet door u, noch één van uw kantoorgenoten mij medegedeeld. Dat ik (kennelijk is bedoeld: u; bew.) mijn cliënt heb bezocht heb ik eerst een dag later zijnde dinsdag 28 september 2004, niet via u overigens, doch rechtstreeks van cliënt vernomen die ik op dinsdagochtend 28 september 2004 nog heb bezocht. Hij deelde mij uitdrukkelijk mede dat hij wenste dat ik zijn eventuele verdere strafzaak zou behandelen.’
en
‘De gang van zaken heeft er in elk geval toe geleid dat cliënt heen en weer getrokken wordt op een wijze die niet wenselijk is. Temeer daar cliënt mij op dinsdagochtend, nadat ik hem bezocht heb, mij vervolgens uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven zijn zaak verder te behandelen. Dat hij na zijn vrijlating wederom op andere gedachten wordt gebracht betreur ik ten zeerste en is onbegrijpelijk. Het zal niet mijn cliënt zelf geweest zijn die uiteindelijk heeft gezegd dat u zijn eventuele strafzaak verder zou moeten behandelen. Dat is uiteraard van buiten opgelegd.’
Beoordeling door de raad
Het Wetboek van Strafvordering bevat diverse bepalingen waarin het recht van de verdachte op bijstand van een raadsman is vastgelegd. Daarbij staat de keuzevrijheid van de verdachte voorop. De vrijheid van de verdachte een advocaat te kiezen is in het bijzonder tot uitdrukking gebracht in artikel 38 Sv. In artikel 38 lid 1 Sv is bepaald dat de verdachte te allen tijde bevoegd is één of meer raadslieden te kiezen. In het derde lid van deze bepaling is neergelegd dat, wanneer de verdachte verhinderd is van zijn wil te dien aanzien te doen blijken (kort gezegd) zijn partner of familieleden bevoegd zijn die keuze te maken. Artikel 40 Sv behelst de piketregeling. Die voorziet erin dat een verdachte in een zo vroeg mogelijk stadium van rechtsbijstand wordt voorzien. Naar haar aard moet deze regeling echter geacht worden een subsidiair karakter te hebben: zodra een gekozen advocaat zich aandient, dient de piketadvocaat terug te treden. De vrije advocatenkeuze is ook tot uitdrukking gebracht in regel 22 van de Gedragsregels. Met dit systeem verdraagt het zich niet dat de gekozen raadsman de toestemming van de piketadvocaat zou behoeven om zijn cliënt te kunnen bezoeken. Wel is vereist dat beiden zich jegens elkaar zorgvuldig dienen te gedragen, waarbij het belang van de cliënt vooropstaat.
Dat betekent dat de gekozen raadsman zich onverwijld en voorafgaand aan zijn bezoek aan de cliënt als zodanig aan de piketadvocaat kenbaar maakt en dat de overdracht van de zaak in goed overleg dient te geschieden.
Een bijzondere omstandigheid doet zich voor wanneer sprake is van een voorkeurspiketadvocaat. Wanneer de cliënt de bijstand van een met name genoemde advocaat heeft verzocht, waarbij het verzoek om een voorkeurspiketadvocaat moet worden gelijkgesteld aan het kiezen van een raadsman als bedoeld in artikel 38 lid 1 Sv, doet zich het geval van artikel 38 lid 3 Sv immers niet voor en is van bevoegdheid van familieleden tot het maken van een keuze van de raadsman geen sprake. Dit zal voor de partner en/of de familieleden en de door hun gekozen advocaat echter meestal niet kenbaar zijn. De mogelijkheid van een dergelijke situatie benadrukt de noodzaak van overleg tussen de gekozen raadsman en de piketadvocaat.
Bij dit alles moet worden aangetekend dat het belang van de in verzekering gestelde cliënt met zich meebrengt dat van tijdsdruk sprake is. Daardoor zal het voor de gekozen raadsman niet altijd mogelijk zijn het ontstaan van daadwerkelijk contact met de piketadvocaat af te wachten. Wanneer na het totstandkomen van dit contact helderheid ontstaat over wie van beiden zich raadsman mag noemen, dient de ander terug te treden. De welwillendheid tussen advocaten brengt met zich mee dat zij elkaar op hun woord geloven ten aanzien van hun mededelingen ter zake, behoudens uitzonderlijke omstandigheden. Uit de telefax van mr. X van 29 september 2005 aan klager blijkt dat mr. X op het moment van zijn bezoek aan verdachte op 27 september 2004 ervan op de hoogte was dat deze reeds door klager was bezocht in het kader van de piketregeling. Mr. X heeft echter onweersproken gesteld dat hij door de familie van de verdachte was verzocht om als raadsman op te treden. Voorts is gesteld noch gebleken dat mr. X ervan op de hoogte was dat verdachte een keuze voor klager als raadsman had gemaakt als bedoeld in artikek 38 Sv. Blijkens zijn klachtbrief van 28 september 2004 aan de deken heeft klager zulks ook niet expliciet aan de kantoorgenoot van mr. X medegedeeld. Gelet op de aard van de zaak en de tijdsdruk die daarin een rol speelt is het niet-plegen van nader overleg met klager niet zwaarwegend genoeg om te komen tot gegrondverklaring van de klacht. Wel acht de raad het minder elegant dat mr. X in het kader van de door advocaten onderling te betrachten welwillendheid zich niet in meerdere mate heeft ingespannen om met klager in overleg te treden.
Volgt
Ongegrondverklaring van de klacht.