Hof van Discipline, 13 maart 2006, nummer 4409

(mrs. Van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, Baauw, Poelmann, Scheele-Mülder en Veenendaal)

Raad van Discipline Amsterdam, 8 augustus 2005

(mrs. Markx, Van den Berg, Doeleman, Romijn en Voorhoeve)

Ook als de betalingsopdrachten door het bestuur van een stichting derdengelden elektronisch worden gegeven, dienen zij te zijn voorzien van twee (elektronische) handtekeningen.

– Advocatenwet artikelen 46, 56 lid 2 (5.5 Nakomen van financiële verplichtingen)

– Boekhoudverordening 1998

 

Klacht

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat mr. X in strijd met artikel 46 Advocatenwet in de desbetreffende periode als medebestuurder van de Stichting Beheer Derdengelden mr. A nagelaten heeft toezicht te houden op het beheer van die derdengelden waardoor bedoelde gelden uiteindelijk zijn overgemaakt op de rekening van B. De bezwaren van de deken houden zakelijk weergegeven in dat mr. X in strijd met artikel 46 Advocatenwet nagelaten heeft als bestuurslid van de Stichting Beheer Derdengelden van mr. A toezicht te houden op het betalingsverkeer inzake de derdengeldenrekening van mr. A.

 

Feiten

Mr. A heeft in 2001/2002 zijn medewerking verleend aan een beleggingsproject van een cliënt van hem door zijn derdengeldenrekening beschikbaar te stellen voor stortingen van de deelnemers en de op die rekening gestorte bedragen doen over te maken naar een daartoe aangewezen bankrekening. In die tijd werd het bestuur van de Stichting Beheer Derdengelden gevormd door mr. X en mr. A. Mr. X was niet op de hoogte van bedoelde stortingen en evenmin van de doorbetalingen, waartoe elektronisch opdracht werd gegeven.

 

Overwegingen van de Raad

De Raad heeft met betrekking tot de klacht onder meer het volgende overwogen: ingevolge de statuten van de Stichting Beheer Derdengelden zijn de bestuursleden gezamenlijk bevoegd. Van een zorgvuldig handelend bestuurslid mag worden verwacht dat hij in ieder geval toezicht houdt op de door de stichting ontvangen en verrichte betalingen indien door zijn medebestuurder elektronisch wordt gebankierd door achteraf de afschriften van de rekeningen te controleren. Aan mr. X is de maatregel van berisping opgelegd, welke maatregel mede is gebaseerd op enkele andere feiten die niet in de samenvatting zijn besproken.

 

Dekenappel

De (enige) door de algemeen deken aangevoerde grief richt zich tegen het in de hiervoor weergegeven overweging besloten liggende oordeel van de Raad dat, indien sprake is van elektronisch bankieren, de tweede bestuurder van een Stichting Derdengelden kan volstaan met controle achteraf.

 

Overwegingen van het Hof

De grief is gegrond.

Ingevolge artikel 1 sub e van de Boekhoudverordening 1998 dienen de statuten van een Stichting Derdengelden gelijkluidend te zijn aan de als bijlage A bij die Verordening gevoegde modelstatuten. Het voorschrift van artikel 6 lid 1 van de modelstatuten houdt in dat de Stichting in en buiten rechte wordt vertegenwoordigd door het bestuur dat ten minste dient te bestaan uit twee gezamenlijk handelende bestuursleden. Ingevolge het derde lid van artikel 6 is geen van de bestuursleden bevoegd om een volmacht aan zijn medebestuurder te geven. Hieruit volgt dat, indien er twee bestuurders zijn, de handtekeningen van beiden vereist zijn voor betalingsopdrachten met betrekking tot de derdengeldenrekening. Ook als de betalingsopdrachten elektronisch worden gegeven, dienen zij te zijn voorzien van twee (elektronische) handtekeningen. Het mag zo zijn dat zich bij het telebankieren in de praktijk weleens problemen hiermee voordoen of hebben voorgedaan, maar niet is gebleken dat die zodanig zijn (geweest) dat in het algemeen niet voldaan zou kunnen worden aan het vereiste van twee handtekeningen. De door de algemeen deken aangevoerde grief betreft een door de Raad aan zijn beslissing ten grondslag gelegde overweging, maar niet de beslissing zelf. Dit betekent dat de gegrondbevinding van de grief niet leidt tot vernietiging, zodat de beslissing wordt bekrachtigd.

Download artikel als PDF

Advertentie