Hof van Discipline, 28 november 2005, nr. 4343
(mrs. Peeperkorn, Van Voorst van Beest, Sterk, Schokkenbroek en Creutzberg)
Raad van Discipline, ‘s-Gravenhage, 18 april 2005
(mrs. Van Boven, Van den Dries, Meerman, Merens en Wiersma)
Een brief van een cliënt die door een advocaat wordt bijgestaan rechtstreeks aan de advocaat van de wederpartij met daarin een antwoord op een schikkingsvoorstel van die advocaat geldt als geschreven te zijn in het kader van schikkingsonderhandelingen en dient te worden beschermd door het aan Gedragsregel 13 ten grondslag liggende beginsel, dat omtrent de inhoud van tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen aan de rechter niets mag worden medegedeeld zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij.
– Advocatenwet artikel 46 (3.4 Jegens tegenpartij in acht te nemen zorg; 5.1 Regels die betrekking hebben op de juridische strijd)
– Artikel 4.2 Gedragscode van Advocaten van de Europese Unie
– Gedragsregels 5, 13 en 18
Feiten
Mr. X en mr. Y hebben hun wederzijdse cliënten bijgestaan in een huurrechtprocedure. In die procedure heeft een comparitie van partijen plaatsgehad naar aanleiding waarvan schikkingsonderhandelingen zijn gestart. Schriftelijk heeft mr. X aan mr. Y een voorstel tot het treffen van een minnelijke regeling gedaan. Als antwoord heeft de cliënt van mr. Y naar aanleiding van het voorstel van de kant van mr. X, mr. X rechtstreeks een schriftelijke reactie toegezonden. Bij fax van de volgende dag heeft mr. Y mr. X onder meer geschreven: ‘Ik nam kennis van het feit dat cliënt u rechtstreeks heeft geschreven (…). U dient die brief te beschouwen als een confraternele brief die niet zonder toestemming deel mag uitmaken van de processtukken’.
Mr. X heeft mr. Y daarop per fax laten weten: ‘In aansluiting op uw faxbericht van hedenmiddag bericht ik u dat ik de brief van (…) die ik rechtstreeks van uw cliënt mocht ontvangen, niet beschouw als een confraternele brief’.
Mr. X heeft de betreffende brief vervolgens in de procedure overgelegd.
Klacht
Mr. Y verwijt mr. X dat deze een brief van de cliënt van mr. Y in de procedure tussen de wederzijdse cliënten in het geding heeft gebracht en deze brief niet heeft aangemerkt als onderdeel uitmakend van tussen de raadslieden van partijen gevoerde schikkingsonderhandelingen, zoals hij wel had dienen te doen. Daarenboven heeft mr. X Gedragsregel 18 overschreden door niet direct na ontvangst van de brief van de cliënt van mr. Y, mr. Y hiervan op de hoogte te stellen en deze brief ten processe over te leggen.
Overwegingen van de raad
Uit het verhandelde ter zitting en de dossierstukken is de raad gebleken dat partijen in het kader van de gehouden comparitie van partijen overleg hebben gevoerd over een te treffen minnelijke regeling en daarbij hebben afgesproken dat, aangezien op dat moment niet tot overeenstemming kon worden gekomen, mr. X zou reageren op het voorstel van de cliënt van mr. Y. In zijn reactie gericht aan mr. Y heeft mr. X een tegenvoorstel gedaan aan mr. Y. Gelet op deze voorgeschiedenis oordeelt de raad dat het in de lijn der verwachtingen lag dat mr. Y zelf en niet zijn cliënt zou reageren op het tegenvoorstel van de kant van mr. X. Als mr. X deze verwachting zelf al niet zou hebben gehad, dan had hij dit moeten begrijpen uit de fax van mr. Y aan mr. X waarbij mr. Y mr. X erop gewezen heeft dat de brief rechtstreeks verzonden door zijn cliënt aan mr. X verondersteld moest worden deel uit te maken van schikkingsonderhandelingen. Anders dan mr. X oordeelt de raad dat Gedragsregel 18, lid 1 tevens ziet op de situatie waarbij de door een advocaat bijgestane partij zelf bij brief contact opneemt met de advocaat van de andere partij. Zoals een advocaat dient te handelen indien de wederpartij telefonisch contact met hem opneemt, dient hij ook bij schriftelijk contact opnemen zich direct met de advocaat van de wederpartij te verstaan. Hoewel de raad mr. X kan volgen indien hij stelt dat het in het belang van zijn cliënt was dat hij de brief van de cliënt van mr. Y in het geding zou brengen, is de raad van oordeel dat in dit geval Gedragsregel 18 prevaleert boven Gedragsregel 5. Het had op de weg van mr. X gelegen om ofwel zelf, mede gelet op Gedragsregel 18, omtrent de brief met mr. Y contact op te nemen ofwel, gelet op het kort daarop volgend faxbericht van mr. Y, aan het verzoek van mr. Y gevolg te geven om de brief als confraternele correspondentie aan te merken.
Volgt
Verklaart de klacht gegrond zonder oplegging van maatregel.
Overwegingen hof
Door rechtstreeks en op korte termijn te antwoorden op het voorstel tot een minnelijke regeling, vervat in de brief van mr. X aan mr. Y, heeft de cliënt van mr. Y zich gemengd in de tussen de beide advocaten aangevangen schikkingsonderhandelingen. Daarom heeft in dit geval ook deze brief te gelden als geschreven in het kader van die schikkingsonderhandelingen. De cliënt hoort hier, evenzeer als wanneer de brief door zijn advocaat zou zijn geschreven, te worden beschermd door het aan Gedragsregel 13 ten grondslag liggende beginsel. Die uitleg is naar het oordeel van het hof bovendien in overeenstemming met het bepaalde in artikel 4.2, laatste volzin, van de Gedragscode voor Advocaten van de Europese Unie, ook al is die regel niet zonder meer verbindend voor advocaten in Nederland. De brief had derhalve niet zonder toestemming van mr. Y in het geding mogen worden gebracht. Het feit dat de cliënt van mr. X bij overlegging van die brief aan de rechter mogelijk belang had doet daar niet aan af, nu het schikkingsonderhandelingen betrof. Uit Gedragsregel 18 vloeit, voor zover in de onderhavige zaak van belang, met name voort dat een advocaat de ontvangst van een brief van de wederpartij zelf dient te melden aan de advocaat van die wederpartij. In dit geval was zulks niet meer nodig omdat uit het faxbericht van mr. Y aan mr. X bekend werd dat mr. Y, als advocaat van de wederpartij, reeds op de hoogte was van de door zijn cliënt aan mr. X geschreven brief.
Volgt
Bekrachtigt de beslissing van de raad.