Hof van Discipline, 16 december 2005, no. 4437
(mrs. Van Griensven, Heidinga, De Leeuw, Minderhoud en De Kok)
Raad van Discipline Amsterdam, 12 oktober 2005
(mrs. Markx, Karskens, Pannevis, Remme en Verweel-Stokman)
Toezicht op de naleving en het gebruik van voorzieningen als bedoeld in artikel 60b Advocatenwet (dat handelt over de advocaat die tijdelijk of blijvend geen blijk geeft zijn praktijk behoorlijk uit te kunnen oefenen) kan slechts aan de orde komen indien de raad voorzieningen heeft getroffen als in deze bepaling bedoeld.
– Artikelen 60b en 48c Advocatenwet
Feiten
De raad schorst mr. X voor onbepaalde tijd op grond van het bepaalde in artikel 60b Advocatenwet. Mr. X verzoekt zeer kort daarop deze schorsing op te heffen.
Overwegingen van de raad
Voorwaarde voor het kunnen toewijzen van een verzoek als het onderhavige is dat de betrokken advocaat er blijk van moet hebben gegeven dat hij weer in staat is op behoorlijke wijze de praktijk uit te oefenen. In het geval van mr. X betekent dit dat boven elke twijfel verheven dient te zijn (1) dat de maatregelen zoals mr. X die de raad heeft voorgehouden ook daadwerkelijk zijn geïmplementeerd en worden nageleefd en (2) dat deze maatregelen ook afdoende blijken te zijn teneinde de door de rapporteur geconstateerde gebreken in de praktijkvoering van mr. X structureel te verhelpen.
Uit de overgelegde stukken lijkt te volgen dat mr. X een aantal maatregelen heeft genomen, althans in gang heeft gezet, die erop gericht zijn de praktijkvoering te verbeteren. De raad stelt daarbij tevens vast dat ten aanzien van een aantal maatregelen, zoals door mr. X beschreven en door hem toegelicht, geconstateerd moet worden dat deze (nog) onvoldoende concreet zijn ingevuld. Van een aantal andere maatregelen kan gesteld worden dat deze de nodige verfijning c.q. aanscherping behoeven. Mr. X heeft dit ter zitting ook erkend en hij heeft aangegeven voor verbetering en aanscherping zorg te zullen dragen.
Naast de door de raad geconstateerde noodzaak tot verdere uitwerking van de maatregelen neemt de raad in aanmerking dat het bij de noodzakelijke veranderingen eerst en vooral dient te gaan om een attitudeverandering, zowel van mr. X (zelf ) alsook van de voor hem werkzame medewerkers. (Ook) hiermee zal de nodige tijd gemoeid zijn. Daarbij is het denkbaar dat een aantal maatregelen tijdens de implementatie zal moeten worden geëvalueerd en bijgesteld.
Mr. X heeft ter zitting zowel de onvolkomenheid van een aantal door hem getroffen maatregelen alsook de noodzaak tot onafhankelijke vaststelling en beoordeling van die maatregelen erkend. In dit verband heeft mr. X aangedrongen om aanstelling van een ’toezichthouder’. De raad zal hiertoe overgaan. Gelet op de ook ter zitting aan de raad gebleken slechte verstandhouding tussen de deken en mr. X zal de raad naar analogie van het bepaalde in artikel 60b juncto artikel 48c lid 1 Advocatenwet een andere advocaat dan de deken belasten met het aldaar omschreven toezicht en de hiervoor bedoelde taak. De raad stelt als zodanig aan mr. A die zich inmiddels hiertoe bereid heeft verklaard. De raad bepaalt voorts dat mr. A zich desgewenst kan doen bijstaan door een door hem aan te wijzen derde en dat mr. A de vergoeding voor zijn werkzaamheden en die van de eventueel door hem in te schakelen derde rechtstreeks bij mr. X in rekening zal brengen en dat hij voor de betaling daarvan zekerheidstelling kan verlangen.
Op grond van al het voorgaande ziet de raad in de door mr. X naar voren gebrachte feiten en omstandigheden onvoldoende aanleiding om te constateren dat mr. X er reeds thans blijk van heeft gegeven dat hij zijn praktijk weer naar behoren uitoefent. Het verzoek zal worden afgewezen zodat de opgelegde maatregel van schorsing voor onbepaalde tijd onverminderd van kracht blijft. De raad zal de visie van de toezichthouder vragen indien mr. X op enig tijdstip wederom opheffing van de schorsing verzoekt.
Dekenappel
Zowel de deken als de algemeen deken stelt appel in. De beroepen strekken tot vernietiging van de beslissing van de raad voor zover daarbij mr. A tot toezichthouder is benoemd. (Ook mr. X appelleert maar hij trekt zijn beroep later in.) De deken voert, kort samengevat, als grieven aan: 1 de benoeming van een toezichthouder in de beslissing a quo mist een wettelijke basis;
2 de ten dezen benoemde toezichthouder heeft geen taak nu mr. X
is geschorst en het toezicht op de belangen van cliënten en op de handhaving van de schorsing een taak van de deken is; 3 anders dan artikel 60b juncto 48c Advocatenwet voorschrijft heeft in dit geval geen overleg met de deken plaatsgevonden over de taak van de benoemde toezichthouder en is deze niet benoemd uit de orde waartoe mr. X behoort.
De algemeen deken voert, kort samengevat, als grief aan dat de benoeming van een toezichthouder in de bestreden beslissing in strijd is met de wet. Met name artikel 60b lid 6 juncto artikel 48 Advocatenwet verzet zich hiertegen nu het algemene toezicht aan de deken is voorbehouden, geen door de raad getroffen voorzieningen tot het beoogde toezicht nopen en de deken niet om deze benoeming heeft verzocht.
Overwegingen van het hof
De eerste grief van de deken en de grief van de algemeen deken hebben beide betrekking op de bevoegdheid van de raad tot het aanwijzen en benoemen van een toezichthouder. Zij lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
De raad heeft de aanwijzing van een toezichthouder gebaseerd op een analoge toepassing van artikel 60b juncto artikel 48c lid 1 Advocatenwet. Het toezicht houden op de naleving en het gebruik van voorzieningen als bedoeld in artikel 60b Advocatenwet kan slechts aan de orde komen indien de raad voorzieningen heeft getroffen als in deze bepaling bedoeld. De raad heeft, zoals vaststaat, in dit geval echter dergelijke voorzieningen niet getroffen. Alleen al daarom mist de benoeming van een toezichthouder een wettelijke grondslag en kan ook een analoge toepassing van artikel 60b (juncto 48c lid 1 – bew.) Advocatenwet, zoals de raad heeft gedaan, niet aan de orde zijn. De bestreden beslissing kan daarom niet in stand blijven. De door de dekens verder opgeworpen vragen (…) behoeven daarom geen behandeling meer.
Volgt
Vernietiging van de beslissing van de raad voor zover daarbij mr. A als toezichthouder over mr. X is aangesteld.