Hof van Discipline, 14 oktober 2005, nr. 4301
(mrs. Van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, De Groot-Van Dijken, Gründemann, Paulussen en Niezink)
Raad van Discipline ‘s-Gravenhage, 21 februari 2005
(mrs. Van Boven, Van den Dries, Grootveld, Hengeveld en Merens)
Een advocaat die een hem door zijn cliënt ter beschikking gesteld bewijsstuk in een civiele procedure in het geding brengt, handelt, behoudens bijzondere omstandigheden, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
– Advocatenwet artikel 46 (3.1 Vrijheid van handelen; 5.1 Regels die betrekking hebben op de juridische strijd)
– Gedragsregel 30
Feiten
Klager is bij de rechtbank een procedure gestart waarbij is gevorderd de verdeling van de boedel, die openviel na het overlijden van zijn vader. Mr. X heeft in deze procedure een zus van klager en dier echtgenoot bijgestaan. In de conclusie van antwoord heeft mr. X onder meer het navolgende gesteld:
’19. In zijn testament van (…) heeft vader (van klager, bew.) een ouderlijke boedelverdeling gemaakt conform artikel 4:1167 BW. Deze is door het overlijden van vader (van klager, bew.) geëffectueerd (…); de erfgenamen kunnen de verdeling ook niet terzijde stellen. Daarmee staat vast dat klager (bew.) in het eerste onderdeel van zijn (bew.) vorderingen niet kan worden ontvangen, althans dat deze niet toewijsbaar zijn. NB: in de beslissing van 13 september 2001 (productie 8) heeft het hof klager (bew.) hierop ook al gewezen.’
Als productie 8 bij conclusie van antwoord is gevoegd een tussen klager en notaris X gewezen beslissing naar aanleiding van een door klager ingesteld hoger beroep tegen een beslissing van de Kamer van Toezicht. In deze beslissing heeft het hof klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.
Klacht
A Mr. X heeft de rechtbank misleid door in de conclusie van antwoord onder punt 19 ten onrechte te stellen dat het hof klager er al op zou hebben gewezen dat de ouderlijke boedelverdeling niet meer plaats kon vinden omdat de vader van klager in zijn testament al een ouderlijke boedelverdeling had gemaakt die door zijn overlijden reeds was geëffectueerd. Het hof heeft zich er in de betreffende uitspraak in het geheel niet over uitgelaten of klager al dan niet ontvangen zou kunnen worden in zijn vordering zoals aanhangig gemaakt bij de rechtbank in de bodemprocedure, doch heeft zich slechts uitgesproken over de ontvankelijkheid van klager in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de Kamer van Toezicht.
B Mr. X heeft de, door hem als productie 8 bij conclusie van antwoord gevoegde beslissing van het hof onrechtmatig verkregen. Hij had zich moeten onthouden van het overleggen van de door hem ontvangen kopie van deze beslissing. De beslissing is immers niet openbaar.
Overwegingen van de raad
De raad stelt voorop dat een advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Slechts indien de belangen van de wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad, kan deze vrijheid ten gunste van de wederpartij worden beknot. Deze vrijheid vindt haar begrenzing onder meer hierin dat de advocaat zich niet onnodig grievend over de wederpartij mag uitlaten en zich dient te onthouden van feitelijke mededelingen, waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen.
Ad A Mr. X heeft zowel schriftelijk in het kader van het dekenonderzoek alsook bij de behandeling ter zitting, gemotiveerd naar voren gebracht wat zijn interpretatie is geweest van de beslissing van het hof en de juridische relevantie voor het opnemen van het onder punt 19 van de conclusie van antwoord gestelde. Doordat mr. X de beslissing van het hof, waaruit is geciteerd, heeft overgelegd, is zowel de stelling van mr. X alsook zijn interpretatie van de beslissing van het hof controleerbaar voor zowel klager alsook de rechtbank, die een oordeel dient te geven in het geschil tussen partijen. Daarenboven heeft klager in de procedure de mogelijkheid deze stelling en de interpretatie daarvan te betwisten en zijn stelling alsmede zijn interpretatie daartegenover te stellen. Gelet hierop is de raad van oordeel dat er geen sprake is van misleiding door mr. X van de rechtbank zoals klager heeft gesteld.
Ad B Ter zitting heeft klager zijn klacht nader gemotiveerd met de stelling dat in dezen van belang is dat mr. X niet een origineel afschrift van de beslissing van het hof heeft ontvangen, maar een kopie, zodat een kopie van een kopie is overgelegd. Mr. X heeft erkend niet een origineel afschrift van de beslissing te hebben ontvangen. Blijkens de beslissing van het hof is deze beslissing in het openbaar uitgesproken. Nu het in dezen gaat om een openbare beslissing valt niet in te zien hoe het overleggen van een dergelijke beslissing op enigerlei wijze onrechtmatig zou zijn. Daarbij is niet van belang of mr. X in het bezit is geweest van een kopie van het afschrift van de beslissing of van het originele afschrift zelf.
Volgt
Verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Overwegingen van het hof
Ad A Het hof verenigt zich met de beslissing van de raad terzake. Ad B Mr. X heeft ter zitting van het hof verklaard dat de door hem in het geding gebrachte kopie van de beslissing van het hof zich bevond bij stukken die hij van zijn cliënten heeft ontvangen en dat deze hem, toen hij later vroeg hoe ze aan die stukken waren gekomen, gezegd hebben dat zij die waarschijnlijk van de notaris hadden gekregen. Klager heeft niet gesteld dat sprake zou zijn van een andere wijze van verkrijging.
Het stond de notaris op zichzelf vrij (een kopie van) de in de naar aanleiding van een door klager tegen hem ingediende klacht gevoerde klachtprocedure door het hof gegeven beslissing aan de cliënten van mr. X ter beschikking te stellen. Daarbij maakt het, anders dan klager kennelijk veronderstelt, geen enkel verschil of het ging om (een kopie van) een indertijd door het hof aan de notaris als partij verstrekt exemplaar van de beslissing, dan wel om (een kopie van) een door de notaris in een latere procedure bij de Kamer naar aanleiding van een andere door klager tegen hem ingediende klacht als productie overgelegd afschrift van die beslissing van het hof. In beide gevallen gaat het immers om (de inhoud van) eenzelfde, in het openbaar gedane, uitspraak. Van onrechtmatige verkrijging door mr. X van het door hem overgelegde stuk is dan ook geen sprake.
Opmerking verdient nog dat, ook al zou op de wijze van verkrijging het een en ander zijn aan te merken, dit nog niet zonder meer betekent dat mr. X tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld door het stuk in een civiele procedure over te leggen. Het is immers aan de rechter voorbehouden om, indien de wederpartij tegen de overlegging van een bewijsstuk bezwaar maakt, te oordelen over de toelaatbaarheid van het betreffende bewijsmiddel, waarbij hij rekening zal houden met alle relevante omstandigheden van het geval, zoals de ernst van de door de wijze van verkrijging gemaakte inbreuk op de rechten van de partij die zich tegen de overlegging verzet en de zwaarwegendheid van het belang dat de andere partij, gelet op de inhoud van het stuk, heeft bij die overlegging. Een advocaat die een hem door zijn cliënt ter beschikking gesteld bewijsstuk in een civiele procedure in het geding brengt, zal dan ook, behoudens bijzondere omstandigheden, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.
Volgt
Bekrachtigt de beslissing van de raad.