Hof van Discipline, 22 augustus 2005, nr. 4285

(mrs. Peeperkorn, Fleers, Homveld, Dijkstra en Van Oven)

Raad van Discipline ‘s-Gravenhage, 7 februari 2006

(mrs. Holtrop, Claassen, Maat, Nijhuis en Van Nispen tot Sevenaer)

 

Een geheimhoudingsbeding in de mediationovereenkomst strekt niet zo ver dat een advocaat ervan zou hebben moeten afzien het verslag, zoals hij dat van zijn cliënt had ontvangen, in het geding te brengen of dat hij geen beroep zou hebben mogen doen op de in dat verslag neergelegde visie van de mediator.

– Artikel 46 (1.3 Geheimhoudingsplicht; 2.1 Wat in het algemeen niet betaamt)

– Gedragsregel 13

 

Klacht

Mr. X heeft niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt door in het verzoekschrift passages op te nemen, afkomstig uit het dossier van de Arbodienst en die betrekking hebben op het mediationtraject in het kader van de re-integratie. Partijen waren in de mediationovereenkomst overeengekomen dat al hetgeen tijdens de mediation werd besproken onder de geheimhoudingsverplichting van partijen viel en derhalve niet ter kennis van derden zou worden gebracht. De door mr. X gebruikte informatie was bovendien onjuist.

 

Overwegingen van de raad

In het algemeen geldt dat slechts in uitzonderlijke gevallen een wederpartij met succes kan klagen over de wijze waarop een advocaat de belangen van zijn cliënt behartigt. Het tuchtrecht dient er niet toe de advocaat in het voordeel van de wederpartij te beperken in zijn vrijheid zijn cliënt bij te staan op een wijze die hem en de cliënt goeddunkt. Zo staat het een advocaat vrij in het belang van zijn cliënt, zoals die cliënt dat ziet, een bepaald standpunt in te nemen, ook indien dat standpunt achteraf feitelijk of juridisch onjuist zou blijken te zijn. Die vrijheid is echter niet onbeperkt. Zo dient de advocaat in een geval als het onderhavige, waarin zijn cliënt en de wederpartij zich in het kader van een mediationovereenkomst hebben verbonden tot geheimhouding, deze geheimhouding te respecteren. Ook dient de advocaat zich te onthouden van stellingen waarvan hij de onwaarheid kent of aanstonds kan kennen en die schadelijk kunnen zijn voor derden.

Blijkens de dossierstukken hebben partijen aan de mediation deelgenomen op basis van het volgende geheimhoudingsbeding:

‘4. Geheimhouding

Alle deelnemers aan een mediation verplichten zich tot geheimhouding van

– alle gebeurtenissen die tijdens een mediation plaatsvinden;

– alle mondelinge en schriftelijke informatie die tijdens een mediation beschikbaar komt.

Deze geheimhouding geldt ten opzichte van elke derde (ook rechters of arbiters) tenzij door de deelnemers schriftelijk anders wordt overeengekomen.

Tijdens een mediation kunnen afzonderlijke gesprekken plaatsvinden tussen de mediator en één der partijen. Alle informatie die tijdens een dergelijk gesprek aan de mediator wordt verstrekt, wordt door deze geheimgehouden. Deze geheimhouding geldt niet voor zover de betrokken partij de mediatior uitdrukkelijk toestaat bepaalde informatie met de/een andere partij te bespreken.

Indien een mediation plaatsvindt op verzoek van een bedrijfsarts (al dan niet werkzaam bij een Arbodienst) houdt Mediation Centre en/of de mediator deze arts onder het verband van diens beroepsgeheim op de hoogte van het verloop van de mediation voor zover gericht op de re-integratie van de werknemer’.

Uit de stukken en de stellingen van partijen volgt dat de door klager gewraakte mededeling in het verzoek strekkende tot ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst is gebaseerd op de verslaglegging door de Arbodienst van een telefoongesprek dat door de mediator is gevoerd met een medewerker van de Arbodienst. Op dat moment was de mediation nog gaande. Ook overigens bevat het verslag van de Arbodienst, zoals dat door mr. X aan de rechter is overgelegd, de weergave van meerdere gesprekken die door de Arbodienst met de mediator zijn gevoerd en waarin door de mediator mededeling is gedaan over de voortgang van de mediation en hetgeen daarin is voorgevallen.

Naar het oordeel van de raad zijn al deze mededelingen, in het bijzonder ook de schriftelijke weergave in het verslag van de Arbodienst, aan te merken als gebeurtenissen die tijdens een mediation plaatsvinden dan wel als informatie die tijdens de mediation beschikbaar komt. De tekst van het geheimhoudingsbeding beperkt zich niet tot de door de mediator met één of met beide partijen gevoerde gesprekken, zodat ook de mededelingen van de mediator aan de Arbodienst onder het geheimhoudingsbeding vallen.

Door het overleggen van het verslag van de Arbodienst aan de rechter en het opnemen van een citaat uit dat verslag in het verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, heeft mr. X aan de rechter informatie prijsgegeven die valt onder de geheimhouding volgens de mediationovereenkomst. Dat de passage vooral de beoordeling door de mediator van klager tijdens de mediation bevat, maakt dit niet anders. Mr. X heeft derhalve de geheimhoudingsverplichting, waartoe zijn cliënt zich had verbonden, niet gerespecteerd. Door aldus te handelen heeft mr. X zich niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De raad merkt op dat aan het voorgaande niet afdoet dat, zoals mr. X heeft gesteld en klager niet of onvoldoende heeft weersproken, klager zelf ook bij gelegenheid van de zitting bij de rechter tal van mededelingen over voorvallen uit het mediation-traject heeft gedaan.

 

Volgt

De raad verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerder de maatregel op van een enkele waarschuwing.

 

Overwegingen van het hof

Het verslag van de Arbodienst is door de Arbodienst aan de cliënt van mr. X ter hand gesteld. Mr. X had zijn cliënt verzocht dat verslag op te vragen opdat de kantonrechter zou kunnen worden geïnformeerd over de ziekte van de cliënt en de pogingen tot re-integratie. Dat achtte mr. X van belang omdat de houding van klager in het arbeidsconflict gebaseerd was op diens standpunt dat de cliënt van mr. X in het geheel niet ziek was. Voor zover in het verslag informatie uit het traject van de mediation terecht is gekomen die geheim had moeten blijven, kan derhalve niet gezegd worden dat mr. X in de hand heeft gewerkt dat naar buiten kwam wat geheim had moeten blijven. Van belang acht het hof verder dat de mediation, zonder succes, geëindigd was voordat het ontbindingsverzoek werd ingediend en dat mr. X geen andere inhoudelijke informatie over het verloop van de mediation heeft gegeven dan die te vinden was in het verslag van de Arbodienst.

Het verslag was, naar mr. X bekend was, door een arts van de Arbodienst gecontroleerd op de afwezigheid van informatie die onder het beroepsgeheim van de bedrijfsarts viel alvorens dit ter hand van de cliënt van mr. X werd gesteld. De, aan mr. X overigens pas na het indienen van het verzoekschrift bij de Kantonrechter ter kennis gekomen, geheimhoudingsbepaling van de mediationovereenkomst (waarbij diens cliënt wel, maar mr. X geen partij was) behelsde een clausule die inhield dat indien de mediation zou plaatsvinden op verzoek van een bedrijfsarts (al dan niet werkzaam bij een Arbodienst) Mediation Center en/of de mediator deze arts ‘onder het verband van diens beroepsgeheim’ op de hoogte zou houden van het verloop van de mediation voor zover gericht op de re-integratie van de werknemer. Mr. X is er, na kennisname van die bepaling, vanuit gegaan dat de mediator, informatie verstrekkend omtrent het verloop van de mediation aan (een arts van) de Arbodienst, kennelijk meende niet buiten zijn boekje te gaan en dat de arts van de Arbodienst die het verslag schoonde van informatie die onder het medisch beroepsgeheim viel op zijn beurt kennelijk meende dat de informatie van de mediator in het verslag naar buiten mocht worden gebracht. Bij deze stand van zaken neemt mr. X terecht het standpunt in dat het geheimhoudingsbeding van de mediation overeenkomst niet zo ver strekt dat hij ervan zou hebben moeten afzien het verslag, zoals hij dat van zijn cliënt had ontvangen, in het geding te brengen of dat hij geen beroep zou hebben mogen doen op de in dat verslag neergelegde visie van de mediator. Mr. X mocht ervan uitgaan dat die visie op een wezenlijk punt het standpunt van zijn cliënt in diens conflict met klager ondersteunde. Mr. X behoefde het concrete belang van zijn cliënt in dit opzicht niet achter te stellen bij het belang dat de aan (de arts van) de Arbodienst, en door de Arbodienst in het verslag, kenbaar gemaakte visie van de mediator binnenskamers zou blijven. De grief van mr. X is derhalve gegrond.

 

Volgt

Vernietigt de beslissing van de raad en opnieuw rechtdoende verklaart de klacht ongegrond

Download artikel als PDF

Advertentie