Hof van Discipline, 5 september 2005

(mrs. Peeperkorn, Meeter, Sterk, Fleers, Fiévez)

Raad van Discipline ‘s-Gravenhage, 14 maart 2005

(mrs. Verhoeven, Gilhuis, Van Hilten-Kostense, Meijer, Wiersma)

 

Een cliënt heeft in beginsel onvoorwaardelijk recht op inzage in zijn dossier. Het staat een overnemende advocaat niet vrij om zijn aangeklaagde voorganger inzage te geven in het overgenomen dossier, wanneer dat ondertussen stukken is gaan bevatten waarmee de eerste advocaat nog niet bekend was.

– Advocatenwet artikel 46

– Gedragsregels 1, 5, 6

(1.1 Beleidsvrijheid; 1.2 De vereiste communicatie met de cliënt)

 

Feiten

Klager is verzekerd bij rechtsbijstandsverzekeraar Z. Op verzoek van de rechtsbijstandverzekeraar heeft mr. P een zaak van klager in behandeling genomen.

Na enige tijd is het dossier overgedragen aan een ander advocatenkantoor alwaar mr. X werkzaam is. Aldaar wordt de behandeling van de zaak overgenomen door een kantoorgenoot van mr. X. Aan hem wordt in het kader van de overdracht van de zaak door mr. P het volledig dossier toegezonden. Mr. P heeft dan zelf geen relevante stukken meer in zijn bezit.

Op enig later moment heeft klager een klacht bij de deken ingediend tegen mr. P. Mr. P heeft aan mr. X om inzage verzocht in het overgedragen dossier, nu de kantoorgenoot van mr. X die de zaak in behandeling had genomen niet langer op het kantoor van mr. X werkzaam was. Mr. X heeft aan mr. P deze inzage verleend.

Klager verwijt mr. X dat hij zonder toestemming van klager inzage in het dossier heeft verstrekt aan mr. P nadat na de overdracht aan (de kantoorgenoot van) mr. X nieuwe informatie aan het dossier was toegevoegd en dat mr. X het verzoek van klager om hem inzage te verlenen in het dossier heeft afgewezen.

Mr. X erkent dat hij mr. P inzage van het dossier heeft gegeven zonder toestemming aan klager te vragen. Mr. X meent ook niet dat hij die toestemming had moeten vragen om mr. P de gelegenheid te geven zich tegen de klacht van klager te verweren.

Mr. X heeft aan klager bij brief van 11 september 2003 laten weten er bezwaar tegen te hebben dat klager ongeclausuleerd het dossier zou komen inzien zonder mededeling te doen over de achtergrond hiervan. Mr. X heeft klager evenwel laten weten bereid te zijn om hem afschriften te sturen van de stukken die met name door klager zijn genoemd.

 

Beoordeling door de raad

Voorop wordt gesteld dat mr. P al met de inhoud van de stukken waar de klacht betrekking op had bekend was nu hij klager immers in deze zelfde zaak als advocaat had bijgestaan. Bovendien geldt dat mr. P is onderworpen aan zijn geheimhoudingsplicht, voor het geval hij toch kennis zou hebben genomen van andere stukken dan die betrekking hadden op de periode dat mr. P klager bijstond. Dit laatste is overigens niet gebleken. Mr. P heeft om inzage van het dossier verzocht omdat hij dit in zijn geheel naar de opvolgend advocaat had gezonden, maar zich desalniettemin moest kunnen verweren tegen de door klager jegens hem ingediende klacht. Gelet hierop is de raad van oordeel dat er voor mr. X geen reden was om mr. P inzage in het dossier te weigeren.Ook is niet gesteld of gebleken dat klager enig nadeel heeft ondervonden van het feit dat mr. P inzage heeft gehad in het dossier.

Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ten aanzien van het klachtonderdeel dat mr. X het verzoek van klager tot inzage in het dossier heeft afgewezen verwijst de raad naar de brief van mr. X van 11 september 2003 aan klager. De raad is van oordeel dat het op de weg van klager lag om op het daartoe strekkende verzoek van mr. X nader toe te lichten waarom hij het dossier in wenst te zien. Nu klager dit heeft nagelaten valt niet in te zien dat mr. X in tuchtrechtelijk opzicht over de schreef zou zijn gegaan door geen inzage in het dossier aan klager te hebben gegeven, temeer daar mr. X bereid was bepaalde door klager nader aan te geven stukken aan klager toe te sturen.

Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

 

Volgt

Ongegrondverklaring van de beide onderdelen van de klacht.

 

Overwegingen van het hof

Het eerste klachtonderdeel betreft het ter inzage geven van het dossier aan mr. P die als advocaat van klager was opgetreden in de zaak waarop het dossier betrekking had voordat het dossier met de zaak werd overgedragen aan een kantoorgenoot van mr. X. Die kantoorgenoot heeft de behandeling van die zaak voortgezet. Het dossier bevatte ook stukken betreffende die voortgezette behandeling. Mr. P heeft als derde geen recht op inzage van die stukken. Mr. X had daarom niet zonder toestemming van klager inzage aan mr. P mogen verstrekken. Of op mr. P een geheimhoudingsplicht zou rusten is niet relevant. Het klachtonderdeel is daarom gegrond.

Het tweede klachtonderdeel betreft de weigering van inzage aan klager zelf. In beginsel heeft de cliënt een onvoorwaardelijk recht op inzage van zijn dossier. Mr. X heeft ten onrechte die inzage geweigerd. Ook dit klachtonderdeel is daarom gegrond.

Ter zake van de op te leggen maatregel wordt overwogen dat mr. X sinds 1979 als advocaat staat ingeschreven en hij niet eerder met de tuchtrechter in aanraking is geweest, terwijl mr. X tegenover het hof ervan blijk heeft gegeven in te zien dat hij niet had mogen handelen zoals hij heeft gedaan; om die reden acht het hof onvoldoende gronden aanwezig tot het opleggen van een maatregel.

 

Volgt

Vernietiging van de beslissing van de Raad van Discipline en, opnieuw rechtdoende, gegrondverklaring van de klacht in beide onderdelen.

Download artikel als PDF

Advertentie