Raad van Discipline Amsterdam, 25 juli 2005
(mrs. Markx, Hamer, De Meyere, De Regt en Verweel-Stokman)
Het feit dat een advocaat een klacht tegen de deken heeft ingediend, ontheft die advocaat niet van zijn verplichtingen op grond van Gedragsregel 37. Dit is slechts anders indien aannemelijk is dat het onderzoek door de deken niet onpartijdig en/of niet onbevooroordeeld zou kunnen plaatsvinden.
– Advocatenwet artikel 46 (6 Tuchtprocesrecht)
– Gedragsregel 37
Overwegingen van de raad
Tegen mr. X is een klacht ingediend. De deken heeft mr. X uitgenodigd om op deze klacht te reageren. Mr. X heeft zich op het standpunt gesteld dat de beginselen van behoorlijke tuchtrechtspraak met zich brengen dat hij niet behoefde te reageren op verzoeken van de deken aangezien een door hem tegen de deken ingediende klacht in een andere zaak nog wordt onderzocht. De raad deelt deze opvatting van mr. X niet. Het feit dat een advocaat een klacht tegen de deken heeft ingediend, ontheft die advocaat niet van zijn verplichtingen op grond van Gedragsregel 37. Dit is slechts anders indien aannemelijk is dat het onderzoek door de deken niet behoorlijk (onpartijdig en/ of onbevooroordeeld) zou kunnen plaatsvinden. Daarvan is in het onderhavige geval niet gebleken. De deken kan het onderzoek ten aanzien van de door klager ingediende klacht dan ook verrichten. De raad is van oordeel dat het tuchtrecht niet kan functioneren zonder een onderzoek door de deken. De raad acht zich in deze zaak zonder een dekenonderzoek dan ook niet voldoende voorgelicht om de klacht te kunnen beoordelen. Dit geldt eens te meer nu mr. X tijdens de zitting verweer heeft gevoerd tegen onderdelen van de klacht, welke verweren niet uit het dossier zijn gebleken.
Volgt
De raad verwijst de zaak naar de deken voor onderzoek ex artikel 46 c lid 2 Advocatenwet.