Raad van Discipline Amsterdam, 9 januari 2006
(mrs. De Groot, Gaasbeek-Wielinga, De Meyere, De Regt en Röttgering)
Secretaresse doet aan de advocaat van de wederpartij een mededeling omtrent domiciliekeuze waarvan de inhoud in strijd is met de voor haar geldende instructie. De advocaat in wiens praktijk zij werkt handelt vervolgens in afwijking van die mededeling. Dat handelen is in casu tuchtrechtelijk niet laakbaar.
– Advocatenwet arikel 46 (5.1 Regels die betrekking hebben op de juridische strijd)
– Gedragsregel 33
Feiten
Klager treedt op als advocaat voor A in diens geschil met B. Op basis van een mededeling van een andere advocaat verkeert klager in de veronderstelling dat mr. X in kort geding zal optreden voor B. Een kantoorgenoot van klager neemt op vrijdag telefonisch contact op met de secretaresse van mr. X om te vragen of de dagvaarding op dat kantoor kan worden uitgebracht. De secretaresse antwoordt bevestigend. Vervolgens wordt op deze manier gedagvaard. Op maandag neemt mr. X contact op met klager en zegt dat er van domiciliekeuze door B geen sprake is en dat B niet ter zitting zal verschijnen. Mr. X zal de volgende dag een oriënterende bespreking met B voeren. Dit schrijft mr. X ook aan de rechtbank en hij stuurt een kopie van die brief aan klager. Mr. X en B verschijnen daags daarop inderdaad niet ter zitting in kort geding. De dagvaarding wordt nietig verklaard en een inhoudelijke behandeling van de vordering van A vindt daarom niet plaats.
Klacht
Mr. X heeft gehandeld in strijd met artikel 46 Advocatenwet nu klager ten onrechte niet kon afgaan op mededelingen die door de secretaresse van mr. X werden gedaan, inhoudende dat een kort-gedingdagvaarding op het kantoor van mr. X mocht worden uitgebracht.
Beoordeling van de raad
Allereerst is van belang dat niet is komen vast te staan dat de secretaresse van mr. X door hem was gemachtigd ermee in te stemmen dat de dagvaarding op zijn kantoor zou worden betekend. Ter zitting is door klager een verklaring overgelegd waaruit zou blijken dat mr. X zijn secretaresse geïnstrueerd had om klager te informeren dat de dagvaarding op zijn kantoor uitgebracht kon worden. De inhoud van deze verklaring is echter door mr. X betwist. Een advocaat moet er in beginsel op kunnen vertrouwen dat een mededeling, als waar het hier om gaat, bevoegdelijk wordt gedaan. Dat vertrouwen is hier ten onrechte beschaamd, maar dat enkele feit betekent nog niet dat mr. X ook tuchtrechtelijk laakbaar gedrag kan worden verweten. In dit geval is aannemelijk geworden dat de secretaresse van mr. X de gewraakte mededeling aan klager heeft gedaan in strijd met de op het kantoor van mr. X geldende instructies. Klager kan mr. X niet met goede grond verwijten dat hij de – ten onrechte gegeven – toestemming tot het uitbrengen van de dagvaarding op het kantoor van mr. X niet gestand heeft gedaan en op het kort geding is weggebleven, reeds omdat mr. X volgens zijn verklaring daarvoor geen volmacht had. Anderzijds is de fout van de secretaresse – op zichzelf bezien – niet als een gegrond tuchtrechtelijk verwijt aan mr. X te beschouwen. Bijkomende omstandigheden zouden dit anders kunnen maken maar die zijn niet gebleken. De raad tekent hierbij nog aan dat mr. X heeft meegewerkt aan beperking van de schade door tevoren aan klager mee te delen dat hij niet aanwezig zou zijn op de mondelinge behandeling van het kort geding en de dagvaardingskosten te vergoeden.
Volgt
Ongegrondverklaring.