Raad van Discipline ‘s-Hertogenbosch, 21 augustus 2005
(mrs. Raab, Theunissen, Ten Brummelhuis, Caudri en Henselmans)
Misleidend briefpapier. De advocaat mag op zijn briefpapier geen organisatie vermelden waarmee hij geen samenwerkingsverband onderhoudt. Dekenbezwaar.
– Advocatenwet artikelen 12 en 46 (2 Wat een advocaat betaamt;
2.2 Bezwaren van de deken), arikel 46f
– Gedragsregels 1 en 29
– Samenwerkingsverordening 1993, arikel 7
Inhoud van het dekenbezwaar
Mr. X houdt zich niet aan de regels die gelden voor een ordentelijk gebruik van briefpapier en die beogen misverstanden omtrent de hoedanigheid van een advocaat te voorkomen. Zo gebruikt mr. X briefpapier van organisatie A te B – en dient hij processtukken in waarop de naam van deze organisatie staat vermeld – waardoor ten onrechte de indruk wordt gewekt dat hij de advocaat in loondienst is van organisatie A of op een of andere wijze met organisatie A samenwerkt. Mr. X houdt echter kantoor aanvankelijk bij mrs. Y c.s. en nadien zelfstandig in zijn woonhuis. De deken stelt zich op het standpunt dat mr. X aldus handelt in strijd met Gedragsregel 29, artikel 12 Advocatenwet en artikel 7 lid 2 Samenwerkingsverordening.
Verweer
Organisatie A verleent aan haar leden onder meer diensten op het arbeidsrechtelijke vlak. Veelal worden deze diensten door interne medewerkers verricht. Ook wordt regelmatig advocaten gevraagd namens organisatie A ten behoeve van haar leden op te treden. Mr. X is altijd duidelijk in die zin dat hij meldt dat hij optreedt als advocaat. In de correspondentie en in de gerechtelijke stukken vermeldt hij onder zijn naam het woordje ‘advocaat’. Aldus kan er geen sprake zijn van strijd met bovenvermelde artikelen. Aangezien de dienstverlening ten behoeve van leden namens organisatie A geschiedt, is het begrijpelijk dat dat onder de vlag en dus ook op het briefpapier van organisatie A gebeurt. Dit is ook de wens van organisatie A die aldus de indruk wil wekken dat men voor alle juridische problemen bij organisatie A terechtkan. Dit staat echter niet in de weg dat mr. X persoonlijk in zijn hoedanigheid van advocaat optreedt. Daarmee maakt hij duidelijk persoonlijk steeds aanspreekbaar te zijn voor hetgeen hij doet.
Overwegingen raad
Door op de brieven en processtukken ‘organisatie A’ te stellen wordt onbetwist de indruk gewekt dat mr. X als advocaat in dienst is bij organisatie A of op een of andere wijze met organisatie A een samenwerkingsverband heeft. Noch het een noch het andere is het geval. Dit is in strijd met artikel 7 lid 1 en 2 van de Samenwerkingsverordening. Mr. X heeft gesteld dat hij bereid is om op brieven te vermelden ‘zelfstandig advocaat te Z’. Deze aanvulling tezamen met de vermelding ‘organisatie A’ blijft suggereren dat er een dienstverband of enige vorm van een samenwerkingsverband met organisatie A bestaat hetgeen in feite niet het geval is. Desgevraagd heeft mr. X verklaard dat als mensen naar organisatie A bellen en vragen naar mr. X zij zonder meer doorverbonden worden naar mr. X waardoor de indruk van een dienstverband of van een vorm van samenwerking nog wordt versterkt. Ondanks het indringende vaak herhaalde verzoek van de deken om geen briefpapier te gebruiken met de aanduiding van organisatie A blijft mr. X stellen dat hij, tezamen met de hiervoor genoemde aanvulling niet in strijd handelt met de Samenwerkingsverordening. De raad acht het bezwaar van de deken gegrond en de hierna op te leggen maatregelen een adequate sanctie.
Volgt
De raad acht het bezwaar van de deken gegrond en legt mr. X de maatregel op van schorsing voor de duur van vier weken voorwaardelijk en legt mr. X de bijzondere voorwaarde op dat hij geen brief- en conclusiepapier mag gebruiken met de aanduiding Organisatie A.