Raad van Discipline Arnhem, 26 april 2005

(mrs. De Vries, Dam, Van Halder, Hallmans en Knüppe)

 

Perikelen rond conservatoir beslag; deurwaarder zonder deugdelijke grondslag aansprakelijk gesteld voor schade.

– Advocatenwet art. 46 (3.3.2 Dreigementen).

– Gedragsregel 1

 

Feiten

Mr. X wordt gebeld door zijn cliënt A., met de mededeling dat zich in de bedrijfsruimte van A. een deurwaarder heeft gemeld die conservatoir beslag komt leggen op enige bedrijfsmachines. Mr. X krijgt vervolgens de deurwaarder aan de telefoon. Hij informeert naar het kennelijk verkregen verlof en verneemt dat de deurwaarder twee technici laat komen die de machines stil gaan zetten. Mr. X laat weten dat hij met de raadsman van de beslaglegger, mr. Z, contact op zal nemen en spreekt het vertrouwen uit dat met beslaglegging wordt gewacht totdat dat overleg heeft plaatsgevonden. Mr. Z blijkt niet bereikbaar waarna nieuw telefonisch overleg met de deurwaarder plaatsvindt. Technici zijn inmiddels gearriveerd waarop mr. X laat weten dat hij zijn cliënt inmiddels heeft geadviseerd in afwachting van het overleg met mr. Z aan de technici geen toegang te verlenen. Bovendien laat mr. Z weten dat het beslag naar zijn inzicht vexatoir is en de deurwaarder persoonlijk aansprakelijk is voor de schade die door het stilleggen van de machines zou optreden. De deurwaarder laat zich vervolgens bijstaan door een politiefunctionaris waarna uiteindelijk de machines door de door de deurwaarder ingeschakelde technici worden stilgelegd. In een daarop gevolgd kort geding bereiken partijen overeenstemming, met als resultaat dat de cliënt van mr. X een bepaald bedrag aan de beslaglegger betaalt en de beslaglegger ermee instemt dat de machines weer in gebruik worden gesteld. De deurwaarder dient tegen mr. X een klacht in. Klachtonderdeel a. luidt dat mr. X zeker gezien de emotionele toestand waarin zijn cliënt verkeerde de zaak niet had mogen laten escaleren. Klachtonderdeel b. is dat mr. X hem niet persoonlijk aansprakelijk had mogen stellen nu het beslag en de daarmee samenhangende afgifte van de machines door maar liefst twee voorzieningenrechters waren goedgekeurd.

 

Overwegingen van de raad

Ten aanzien van klachtonderdeel a.

Oorspronkelijk was klager wel binnen gelaten. Toen hij terug wilde komen met de technici heeft mr. X zijn cliënt geadviseerd klager, althans de door hem ingeschakelde technici, niet binnen te laten. Mr. X diende de belangen van zijn cliënt op een zo goed mogelijke wijze te dienen. art. 444 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geeft de mogelijkheid toegang aan een deurwaarder te weigeren. De cliënt van mr. X had belang bij vertraging van de beslaglegging, omdat mr. X de hoop had alsnog met de wederpartij een vergelijk te kunnen treffen. Het stond mr. X dus vrij te adviseren, zoals hij heeft gedaan.

Klachtonderdeel a. is derhalve ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b.

Klager verscheen bij de cliënt van mr. X met een opdracht tot het leggen van een beslag en een verlof van de voorzieningenrechter om dit te mogen doen. Weliswaar heeft mr. X gesteld nog in overleg met de wederpartij te zijn, doch dit is niet komen vast te staan. Bovendien heeft mr. X de opdrachtgever van klager telefonisch ook niet kunnen bereiken, zodat die dag het overleg tussen partijen niet kon worden hervat.

Er bestond derhalve op dat moment voor mr. X geen enkele reden om klager persoonlijk aansprakelijk te stellen voor wat deze op grond van zijn opdracht moest en uit hoofde van de verkregen titel mocht doen. Indien mr. X het met de beslaglegging niet eens was stond hem de weg van een executie kort geding (kort geding tot opheffing? bew.) open, welke weg mr. X uiteindelijk ook heeft bewandeld. In zoverre heeft mr. X dus onjuist gehandeld.

Echter niet is komen vast te staan dat mr. X klager met de gewraakte opmerking heeft willen intimideren. Mr. X ontkent dit en het tegendeel is door klager niet aannemelijk gemaakt. Bij dit oordeel heeft de raad ook betrokken, dat aangenomen mag worden dat een deurwaarder wat dat betreft het nodige gewend is. De raad beoordeelt de handelwijze van mr. X derhalve niet zodanig ernstig, dat hem daarvan in tuchtrechtelijk opzicht een verwijt moet worden gemaakt. Klachtonderdeel b. is derhalve ongegrond.

 

Beslissing

De klacht wordt in beide onderdelen ongegrond verklaard.

Download artikel als PDF

Advertentie