Raad van Discipline Leeuwarden, 27 mei 2005
(mrs. Van Riessen, Hemmes, Janssen, Van der Kwaak-Wamelink en Winkel)
Gedragingen van een advocaat in privé kunnen van dien aard zijn dat deze in het licht van zijn beroepsuitoefening ongeoorloofd zijn en mitsdien vatbaar voor tuchtrechtelijke toetsing. Het in het verband van een daarover ingediende klacht niet beantwoorden van vragen van de deken omdat het onderwerp naar het inzicht van de advocaat uitsluitend persoonlijk van aard is, is mitsdien evenzeer ongeoorloofd.
– Advocatenwet art. 46 (2.1. Wat in het algemeen niet betaamt)
– Gedragsregel 1
Feiten
Mr. X procedeert voor een Duitse rechter over de vraag of hij aan een Duitse wederpartij een zeker bedrag verschuldigd is. Ten overstaan van die rechter wordt een schikking bereikt en vastgelegd waarbij mr. X toezegt H 5.730,71 te betalen in drie termijnen. Mr. X komt zijn betalingsverplichting niet na. Vervolgens blijkt mr. X, die woonachtig is of was in Duitsland, uit het bevolkingsregister te zijn uitgeschreven zonder dat een nieuwe woonplaats is opgegeven. De wederpartij beklaagt zich erover dat mr. X de tenuitvoerlegging van de ten overstaan van de Duitse rechter bereikte schikking onmogelijk maakt. De deken vraagt inlichtingen, waarop mr. X laat weten dat de aangelegenheid in kwestie van persoonlijke aard is en dat hij daarom niet de vragen van de deken zal beantwoorden. Tegen die weigering richt zich het bezwaar van de deken.
Oordeel op de klacht
Mr. X heeft de feiten niet bestreden. Met name heeft hij niet betwist, dat hij door zijn handelen de nakoming of tenuitvoerlegging van de bereikte schikking heeft gefrustreerd. Mr. X heeft enkel tot zijn verdediging aangevoerd dat de klacht een privé-aangelegenheid betreft en dus niet onder het tuchtrecht valt.
In het algemeen vallen niet-beroepsmatige gedragingen van de advocaat niet onder de werking van het tuchtrecht. Privé-gedragingen van een advocaat worden alleen dan van tuchtrechtelijk belang geoordeeld, wanneer hetzij er voldoende aanknopingspunten zijn met de praktijkuitoefening om dezelfde maatstaven te laten gelden, hetzij de gedraging voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht (aldus mr. S. Boekman in Advocatentuchtrecht, derde druk, bladzijde 43).
De vraag is of de aan mr. X verweten gedragingen als zodanige gedragingen hebben te gelden dat daarop het tuchtrecht van toepassing is. De raad beantwoordt die vraag bevestigend. Het optreden van mr. X moet naar het oordeel van de raad voor hem in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd worden geacht. Mr. X is ten overstaan van de rechter een schikking aangegaan waarmee het geschil met klager werd beslecht. Door zich vervolgens uit Duitsland als bewoner te laten uitschrijven met de mededeling dat hij naar Nederland was vertrokken en zich in strijd met de geldende voorschriften niet als inwoner in Nederland te laten inschrijven, maar wel in Nederland zijn beroep als advocaat uit te oefenen heeft hij zich voor klager als zijn crediteur onvindbaar gemaakt en aldus de tenuitvoerlegging van de ten overstaan van de Duitse rechter bereikte schikking verhinderd, althans proberen te verhinderen. Dit handelen (dat een ernstige belemmering van een behoorlijke rechtsgang oplevert) moet voor mr. X in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd worden geacht. Het gewraakte optreden van mr. X kan mitsdien door de tuchtrechter worden getoetst. De door mr. X niet bestreden gedragingen leveren een handelen op, dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Het vorenstaande leidt ertoe dat de klacht gegrond is. Oordeel op het bezwaar van de deken Vaststaat dat mr. X heeft geweigerd de deken in het kader van een tuchtrechtelijk onderzoek desverzocht nader te informeren, terwijl niet is gebleken van een bijzonder geval waarin mr. X zich zou kunnen beroepen op zijn geheimhoudingsplicht. De advocaat behoort in een geval waarin de deken in het kader van een klachtonderzoek om informatie verzoekt, de nodige informatie aan de deken te verschaffen. De klacht is mitsdien gegrond.
Beslissing
De klacht en het bezwaar worden gegrond verklaard en in beide zaken wordt de maatregel van berisping opgelegd.