Raad van Discipline Amsterdam, 7 juni 2005
(mrs. Van Bennekom, Breederveld, De Regt, Romijn en Verviers)
De omstandigheden van het concrete geval zijn beslissend voor de vraag of een advocaat mag optreden tegen een partij wier rechtsvoorganger hij in het verleden heeft bijgestaan. In casu zijn de advocaat ten tijde van zijn optreden geen vertrouwelijke gegevens bekend geworden die hij nadien heeft gebruikt of kon gebruiken in de procedure waarin hij tegen de rechtsopvolger optreedt.
– Advocatenwet artikel 46 (2 Wat een behoorlijk advocaat betaamt; 2.4 Vermijden van belangenconflicten)
– Gedragsregels 1 en 7 lid 5
Feiten
Mr. X is sinds 1983 tot eind 2003 opgetreden voor de Stichting A. Deze Stichting heeft ten gevolge van een fusie met ingang van 2004 opgehouden te bestaan en is op die datum opgegaan in de (nieuwe) Stichting B, klaagster. In het najaar van 2003 is de Raad van Toezicht van de Stichting A een beëindigingsovereenkomst overeen- gekomen met haar (toenmalige) directeur C. Mr. X heeft Stichting A bijgestaan in het fusieproces en haar Raad van Toezicht geadviseerd ten aanzien van de beëindigingsregeling met de directeur. Medio december 2003 is een discussie ontstaan over de nakoming van deze beëindigingsregeling door klaagster. Mr. X is sinds begin 2004 in dat kader als advocaat opgetreden voor de directeur tegen klaagster. Ook is mr. X in diezelfde tijd opgetreden voor een aantal leden van de voormalige Raad van Toezicht van de Stichting A tegen klaagster. Op 5 juli 2004 heeft een kort geding plaatsgevonden bij de Voorzieningenrechter te Z. waarbij mr. X namens de directeur nakoming van de afvloeiingsregeling heeft gevorderd van klaagster. Voorafgaand aan de zitting heeft de advocaat van klaagster de deken verzocht te bemiddelen teneinde mr. X te bewegen zich uit de zaak terug te trekken. De deken heeft mr. X geadviseerd zich terug te trekken. Mr. X heeft aan dit advies geen gevolg gegeven.
Overwegingen raad
Bij de beoordeling van de klacht stelt de raad voorop dat het in zijn algemeenheid ongewenst is dat een advocaat, die is opgetreden voor een rechtspersoon en in die hoedanigheid betrokken is geweest bij de opstelling van een overeenkomst tot beëindiging van het dienstverband met de bestuurder van die rechtspersoon, later optreedt namens die bestuurder tegen de rechtsopvolger van die rechtspersoon. De advocaat kan dan immers in een situatie komen te verkeren dat hij gebruik moet maken van vertrouwelijke gegevens, die hem als advocaat van de rechtspersoon bekend geworden zijn. De raad wijst in dit verband op de uitspraak van het Hof van Discipline van 9 juni 1997 (HvD 1997, 2335), bij welk oordeel ook in dit geval de raad aansluiting zoekt. Gelet op dit uitgangspunt komt bij de beantwoording van de vraag of een advocaat in strijd heeft gehandeld met enige tuchtrechtelijke norm beslissende betekenis toe aan de omstandigheden van het concrete geval. Gesteld noch gebleken is dat mr. X vertrouwelijke gegevens bekend zijn geworden ten tijde van zijn optreden als advocaat voor de Stichting A die hij nadien heeft gebruikt of kon gebruiken in de procedure tussen de rechtsopvolger van die Stichting en haar toenmalige directeur. Het feit dat mr. X beschikt over informatie die hij ten tijde van zijn optreden voor één van de rechtsvoorgangster van klaagster heeft verkregen is, anders dan klaagster meent, onvoldoende om te oordelen dat mr. X tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De raad heeft evenmin kunnen vaststellen dat de positie van klaagster in die mate met Stichting A en/of haar toenmalige directeur verweven is dat deze met één van hen of beiden dient te worden vereenzelvigd. Gelet op deze uitgangspunten is de raad van oordeel dat de klacht ongegrond is. Ook overigens is niet gebleken van omstandigheden die de handelwijze van mr. X binnen het bereik van het tuchtrecht zouden kunnen brengen.
Volgt
Ongegrondverklaring van de klacht.