Raad van Discipline ‘s-Hertogenbosch, 2 mei 2005
(mrs. Raab, Van Dooren, Teeuwen, Theunissen en Peeters)
– Advocatenwet art. 46 (2.4.Het vermijden van belangenconflicten)
– Gedragsregel 7
Feiten
Klager is in dienst bij A. In het jaar 2003 ontstaat er een kwestie met UWV in verband met arbeidsongeschiktheid van klager. Voor hem treedt op mr. B, als advocaat werkzaam ten kantore van Z-Advocaten. Mr. C, eveneens advocaat bij dit kantoor, voorziet problemen in het geval een arbeidsgeschil mocht ontstaan tussen klager en diens werkgever A. Deze laatste is ook cliënt van Z-Advocaten. Mogelijkerwijze zal de arbeidsongeschiktheid een rol spelen bij een toekomstige zaak die A tegen klager zou kunnen aanspannen. Dit zou dan tot een belangenverstrengeling kunnen leiden. Mr. B legt daarop de zaak voor klager tegen UWV neer.
In het jaar 2004 dient mr. X namens de werkgever A een verzoek in tot het verlenen van een ontslagvergunning, klager betreffende. Ook mr. X is als advocaat werkzaam bij Z-Advocaten. Klager stelt dat mr. C en hij waren overeengekomen dat Z-Advocaten niet voor A tegen klager zou optreden indien A een zaak tegen klager zou beginnen.
Klacht
Omdat het kantoor van Z-Advocaten klager in 2003 heeft geadviseerd en zijn zaak heeft behandeld tegen UWV staat het kantoor van ZAdvocaten niet vrij om in een soortgelijke zaak voor A tegen klager op te treden. Daarbij komt dat destijds, toen de behandelend advocaat mr. B meedeelde dat hij de zaak niet verder kon behandelen wegens een mogelijk tegenstrijdig belang, werd afgesproken dat Z-Advocaten niet voor A tegen klager zou optreden indien A op enig moment een zaak zou aanspannen tegen klager. Desondanks is mr. X namens A een arbeidszaak begonnen tegen klager.
Verweer
Het is juist dat mr. B klager heeft geadviseerd en daartoe een pro forma bezwaarschrift heeft ingediend inzake de kwestie van de arbeidsongeschiktheid van klager. Enkele dagen later kwam mr. B er achter dat A een cliënt was van Z-Avocaten en dat, indien A een arbeidszaak tegen klager zou aanspannen, hij niet tegen A zou kunnen optreden. De behandeling van de zaak is toen overgedragen aan een advocaat van een ander kantoor. Enig aspect dat tot tegenstrijdigheid van belangen of zelfs maar een schijn daarvan aanleiding zou kunnen geven, is niet opgetreden. Er is ook een afspraak gemaakt dat Z-Advocaten niet voor A tegen klager zou optreden, althans mr. C kan zich een dergelijke afspraak niet herinneren. Toen mr. X namens A een verzoek tot het verlenen van een ontslagvergunning indiende was klager reeds bijna een jaar geen cliënt meer van Z-Advocaten.
Mr. X heeft geen kennis genomen van de inhoud van procedure tussen klager en UWV.
Overwegingen van de raad
Klager heeft gesteld dat hij met mr. C heeft afgesproken dat, indien A
een zaak tegen hem zou beginnen, het kantoor van Z-Advocaten niet voor A zou optreden. Door mr. X wordt die afspraak ontkend, daarbij stellende dat zijn kantoorgenoot mr. C zich die afspraak niet kan herinneren. Of die afspraak al of niet is gemaakt acht de raad voor de beoordeling van de klacht niet van belang.
Voor mr. X had het duidelijk moeten zijn dat in de ontslagkwestie die hij tegen klager in behandeling nam de kwestie van de arbeidsongeschiktheid van klager een rol zou (kunnen) spelen. Nu mr. B zich voor klager met de kwestie van de arbeidsongeschiktheid had beziggehouden kon mr. X daarvan in de door hem voor A tegen klager aanhangige zaak gebruik maken in het belang van A. Dat niet mr. X maar een kantoorgenoot zich met de zaak tegen UWV heeft beziggehouden doet daaraan niets af. Elke schijn van partijdigheid behoort te worden vermeden. De raad merkt nog op dat de kwestie van een (mogelijke) belangenverstrengeling zich uitstrekt tot alle advocaten van het samenwerkingsverband, in casu van Z-Advocaten.
Volgt
Gegrondverklaring van de klacht en enkele waarschuwing.