Hof van Discipline, 13 januari 2006, nummer 3626
(mrs. Zwitser-Schouten, Beker, Heidinga, De Leeuw en Gründemann)
Raad van Discipline Arnhem, 8 april 2002
(mrs. De Vries, Langerer, Van de Loo, Poelmann en Van Wijmen)
Het is niet toegestaan een door de wederpartij als bijdrage in de proceskosten betaald bedrag, ontvangen op de derdenrekening van een advocaat, te verrekenen met de declaratie zonder toestemming van de cliënt.
– Artikel 46 Advocatenwet (1.4.3.1 Financiële verhouding)
– Gedragsregel 28, lid 2
– Boekhoudverordening artikel 3, lid 5
Feiten
Mr. X behandelt een bouwarbitrage voor een cliënt. Het arbitrale vonnis houdt in dat aan de cliënt 7500 gulden moet worden betaald, terwijl de wederpartij ook 2500 gulden dient te vergoeden als bijdrage in diens proceskosten. Dat bedrag wordt door de wederpartij op de derdenrekening van mr. X betaald. Na enige discussie tussen mr. X en zijn cliënt over de kwaliteit van de rechtsbijstand laat mr. X weten bereid te zijn zijn slotdeclaratie te beperken tot het ‘door de arbiter toegekende honorarium ad 2500 gulden inclusief kantoorkosten en BTW’. De cliënt klaagt vervolgens over tal van aspecten van de aan hem verleende rechtsbijstand en daarnaast over de verrekening van het door mr. X geïncasseerde bedrag met de slotdeclaratie. Overwegingen van de raad Op grond van regel 28, lid 2 van de Gedragsregels voor Advocaten 1992 mag een advocaat zijn declaratie verrekenen met derdengelden, voor zover de cliënt daarmee instemt. Vast is komen te staan dat mr. X de ontvangen derdengelden zonder toestemming van klager met zijn nota heeft verrekend. Hieruit volgt dat dit klachtonderdeel gegrond is. Nu deze gelden werden betaald ten titel van kosten rechtsbijstand is niet geheel onbegrijpelijk dat mr. X in de veronderstelling verkeerde deze gelden te mogen verrekenen. In deze omstandigheid ziet de raad aanleiding af te zien van het opleggen van een maatregel. Beslissing van de raad De overige klachtonderdelen worden ongegrond verklaard, het klachtonderdeel in kwestie gegrond. Aan mr. X wordt geen maatregel opgelegd.
Noot
De klager heeft in deze zaak beroep ingesteld tegen de ongegrond bevonden klachtonderdelen, die alle betrekking hadden op de kwaliteit van het werk van mr. X. Ook maakte de klager in zijn
appelmemorie heftig bezwaren kenbaar tegen de beslissing op dit specifieke klachtonderdeel, maar daar heeft het hof geen acht op geslagen. De regel is immers dat een appellant niet-ontvankelijk is in zijn beroep tegen een gegrond bevonden onderdeel van de klacht. Enig begrip voor zijn bezwaar heb ik wél. Dat aan de klager een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand ten belope van NLG 2500 werd toegekend impliceert geenszins dat de advocaat die buiten de cliënt om mag verrekenen met zijn declaratie. Het is immers niet aan de rechter of aan de arbiter om te bepalen wat uiteindelijk de redelijke declaratie is en zijn beslissing betekent dus allerminst dat de advocaat op dat bedrag ook werkelijk aanspraak heeft. De advocaat mag er dus niet vanuit gaan dat de arbiter, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, het wel bij het rechte eind zal hebben gehad en de beslissing van de raad is daarom niet zonder meer begrijpelijk.
Er zijn wel (niet-gepubliceerde) uitspraken van de tuchtrechter over de situatie dat de advocaat aanvankelijk verrekent met zijn declaratie en vervolgens, als blijkt dat cliënt bezwaar heeft, het bedrag in kwestie terugstort. De cliënt heeft dan alleen een theoretisch risico gelopen dat verhaal niet meer mogelijk zou zijn, als de betwisting van de declaratie terecht blijkt te zijn geweest maar de onjuistheid blijft dan evenzeer bestaan. De advocaat kán immers insolvent raken tussen het tijdstip dat hij verrekent en het tijdstip dat de cliënt blijkt met die verrekening niet in te stemmen. Ook als dat risico zich niet heeft verwezenlijkt is op zichzelf toch sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Het wachten is nu op een beslissing over een ander geval dat in de praktijk ook wel met een zekere regelmaat zal voorkomen, waarin de advocaat aankondigt op een termijn van bijvoorbeeld een maand zijn declaratie met de ontvangen gelden te zullen gaan verrekenen, tenzij de cliënt voordien kenbaar maakt daar bezwaar tegen te hebben.
GJK.