Hof van Discipline, 12 juni 2006, nummer 4496
(mrs. Visser Schouten, Beker, Schokkenbroek, Goossens en Renckens)
Raad van Discipline Amsterdam, 9 januari 2006
(mrs. Markx, Van den Berg, Doeleman, Ferman en Rigters)
Het is een advocaat niet toegestaan zich te presenteren onder een naam, waarvan die van een in de zin van de Samenwerkingsverordening niettoegelaten beroepsbeoefenaar een onderdeel is.
– Advocatenwet artikel 46 (2.1 Wat in het algemeen niet betaamt)
– Samenwerkingsverordening, artikelen 4 en 7, lid 2
Inhoud van het dekenbezwaar
De deken maakt ambtshalve bezwaar ter zake van de omstandigheid dat mr. X als kantoornaam gebruikt PQR-X Advocaten, zulks omdat deze naam in strijd is met de strekking van artikel 7, lid 2 van de Samenwerkingsverordening 1993.
Feiten
PQR B.V. is een besloten vennootschap die juridische diensten verleent maar waarbinnen geen advocaten werkzaam zijn. Volgens het handelsregister luidt de bedrijfsomschrijving: ‘Het verlenen van rechtshulp en al hetgeen daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn. Werving, selectie en detachering.’ Op 30 juni 2004 hebben PQR B.V. en de besloten vennootschap van mr. X met elkaar een dienstenovereenkomst gesloten. Op 11 augustus 2004 is mede namens mr. X op de website van PQR B.V. medegedeeld dat de naam van het advocatenkantoor van mr. X is gewijzigd in PQR-X Advocaten B.V. Daarbij werd vermeld: ‘Aanleiding voor de naamswitch is dat u nu ook bij PQR terechtkunt voor zaken waarbij verplichte procesvertegenwoordiging geldt.’
Mr. X heeft de Raad van Toezicht bij brief van 19 augustus 2004 medegedeeld dat per 1 juli 2004 de naam van zijn kantoor met ingang van die datum is veranderd in PQR-X Advocaten B.V. Na nader onderzoek door de Raad van Toezicht is namens de Raad van Toezicht bij brief van 11 april 2005 aan mr. X verzocht het gebruik PQR-X Advocaten te beëindigen; hem is bij gebreke daarvan een mogelijk dekenbezwaar in het vooruitzicht gesteld.
Nadat tussen mr. X en een vertegenwoordiger van de Raad van Toezicht nog een nader gesprek heeft plaatsgevonden, heeft mr. X bij brief van 20 juli 2005 aan de Raad van Toezicht medegedeeld dat hij de naam PQR-X Advocaten vooralsnog zal handhaven. Dat leidt tot de indiening van het ambtshalve bezwaar.
Verweer; overwegingen en beslissing van de raad
Mr. X stelt zich primair op het standpunt dat de deken in zijn bezwaar nietontvankelijk dient te worden verklaard; daartoe stelt mr. X dat een discussie over de naamgeving van zijn kantoor niet via tuchtrechtelijke weg dient te worden beslecht, doch dat een beschikking van de Raad van Toezicht op grond van de Samenwerkingsverordening 1993 een juistere rechtsgang zou zijn.
De raad verwerpt dit primaire verweer. Artikel 46 Advocatenwet bepaalt uitdrukkelijk dat aan tuchtrechtspraak tevens zijn onderworpen inbreuken op de verordeningen van de Nederlandse Orde. De deken kon en mocht derhalve op grond van genoemde bepaling zijn bezwaar voorleggen aan de Raad van Discipline. De raad overweegt vervolgens dat artikel 4 van de Samenwerkingsverordening 1993 bepaalt in welke gevallen het een advocaat is toegestaan een samenwerkingsverband aan te gaan of te laten voortbestaan. Voor zover die samenwerking niet plaatsvindt met andere advocaten, kan die uitsluitend plaatsvinden met leden van een andere beroepsgroep die daartoe door de Algemene Raad is erkend. De besloten vennootschap PQR behoort niet tot een zodanige beroepsgroep. Om deze reden is het (het kantoor van) mr. X niet toegestaan om een samenwerkingsverband aan te gaan met PQR.
De naam PQR-X Advocaten B.V. dient te worden beschouwd als een gemeenschappelijke naam waardoor een samenwerkingsverband tussen het kantoor van mr. X en PQR wordt gesuggereerd. Een dergelijke suggestie is op grond van artikel 7, lid 2 van de Samenwerkingsverordening 1993 niet toegestaan. De raad concludeert tot gegrondbevinding van het bezwaar, gaat er van uit dat naar aanleiding van deze beslissing (nadat deze in kracht van gewijsde is gegaan) mr. X de naam van zijn kantoor wel ten genoegen van de raad zal wijzigen en vindt
daarin aanleiding geen maatregel op te leggen.
Beslissing
De Raad van Discipline verklaart het bezwaar gegrond.
Overweging en beslissing van het hof
Het hof gaat uit van de klachtomschrijving van de raad en van de feiten die de raad in zijn beslissing heeft vermeld nu tegen een en ander geen grieven zijn gericht. Voorts wordt overwogen dat het onderzoek in hoger beroep niet heeft geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.
De grieven van mr. X worden derhalve verworpen; de beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
Beslissing van het hof
Bekrachtiging van de beslissing van de Raad van Discipline.