Raad van Discipline ‘s Hertogenbosch, 15 mei 2006

(mrs. Peutz, Goumans, Luchtman, Teeuwen en Theunissen)

 

Het tuchtrecht voor advocaten is in het leven geroepen om een behoorlijke beroepsuitoefening door advocaten te waarborgen. Door een geschrapte advocaat in de gelegenheid te stellen desalniettemin als zodanig te blijven optreden, wordt het tuchtrechtelijk systeem ondermijnd. Ongeoorloofde procureursbijstand is een ernstige misslag.

– Advocatenwet art. 46 (2.1 Wat in het algemeen niet betaamt; 5.1 Regels die betrekking hebben op de juridische strijd

– Gedragsregels 2 lid 1, 4, 29 en 35 lid 2

 

Feiten

Inhoud van de klacht: mr. X heeft procureursbijstand verleend aan een van het tableau geschrapte advocaat.

 

Overwegingen raad

Vaststelling van de feiten en beoordeling van de klacht.

Mr. X treedt sinds januari 2003 op voor Z, de ex-echtgenoot van klaagster, in een al jaren durende boedelscheidingsprocedure tussen klaagster en Z. Voorheen trad mr. Y op als advocaat van Z. Klaagster heeft destijds bezwaar gemaakt tegen het optreden van mr. Y als advocaat voor Z, omdat hij voorheen als advocaat voor beide partijen was opgetreden. Mr. Y heeft op grond daarvan toegezegd niet langer als advocaat van Z te zullen optreden. Vervolgens is door klaagster een klacht ingediend tegen mr. Y omdat hij ondanks die toezegging bleef optreden als advocaat voor Z. Terzake is door de raad aan mr. Y de maatregel van voorwaardelijke schorsing opgelegd. Op 20 april 2001 is mr. Y om andere redenen van het tableau geschrapt. Mr. Y is daarna als adviseur van Z blijven optreden.

De klacht heeft betrekking op de omstandigheid dat mr. X formeel optrad als advocaat en procureur van Z, maar dat mr. Y de zaak ter zitting in kort geding op 27 juni 2005 inhoudelijk behandelde. Klaagster stelt dat mr. X hierdoor optrad als stroman van mr. Y en dat hij hem, terwijl hij van het tableau is geschrapt, door procureursdiensten voor hem te verlenen, in de gelegenheid stelde ter zitting ombelemmerd rechtsbijstand te verlenen, ook daar waar procureurstelling vereist was. Aanvankelijk had mr. X aan mr. A, raadsman van klaagster, telefonisch medegedeeld, dat door hem ter zitting geen verweer gevoerd zou worden. Eén (werk)dag voor de zitting heeft mr. X alsnog een eis in reconventie ingesteld. Volgens klaagster had mr. Y, die rechtstreeks aan haar advocaat te kennen had gegeven verweer te zullen voeren, mr. X daartoe opdracht gegeven, omdat hij dat als geschrapte advocaat niet kon. Volgens mr. X had hij daartoe besloten omdat hij pas een (werk)dag voor de zitting de dagvaarding onder ogen had gekregen en deze veel meer omvatte dan waarvan hij in eerste instantie was uitgegaan. Wat hiervan ook zij, uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is niet gebleken van een wezenlijke inbreng van mr. X bij de behandeling van het kort geding op 27 juni 2005. Mr. X heeft zoals door hem ter zitting gesteld, een inleiding gegeven waarna hij het woord aan mr. Y heeft gegeven. Door mr. Y is vervolgens een pleitnotitie van twaalf pagina’s overhandigd en voorgelezen. De zaak is hierin uitvoerig en inhoudelijk door mr. Y behandeld, ook voor wat betreft de door mr. X namens Z ingestelde eis in reconventie. De stelling van mr. X dat de zaak inhoudelijk door hem werd behandeld, is niet gebleken uit de aan de raad overgelegde stukken. Ook tijdens de mondelinge behandeling is mr. X er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat hij de zaak inhoudelijk behandelde. De brief van 20 juli 2005 van mr. A, betreffende het verloop van de zitting van 27 juni 2005 is door mr. X onvoldoende weerlegd. Mr. X stelt weliswaar mr. A om correctie van de weergave in bovenvermelde brief te hebben verzocht, maar heeft vervolgens geen actie terzake meer ondernomen. De door klaagster tijdens de mondelinge behandeling aan de raad overgelegde brief van mr. A van 5 augustus 2005, waarin hij stelt dat mr. X tijdens de zitting op 27 juni 2005 wel kort het woord gevoerd had, maar dat voornamelijk door mr. Y het woord gevoerd was, was bij mr. X niet bekend. Mr. X was – in ieder geval op 24 juni 2005 – op de hoogte van de omstandigheid dat mr. Y als advocaat van het tableau is geschrapt. Desalniettemin heeft hij als procureur een eis in reconventie ingesteld en vervolgens mr. Y in de gelegenheid gesteld om zowel over de vordering in conventie als over de eis in reconventie uitgebreid het woord te voeren en inhoudelijk op de zaak in te gaan. Mr. X is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat hij de zaak inhoudelijk als advocaat behandelde en dat mr. Y uitsluitend als adviseur aanwezig was om als deskundige een nadere toelichting te geven. De uitgebreide pleitnota van twaalf pagina’s van mr. Y kan naar het oordeel van de raad niet als zodanig worden beschouwd. De raad is van oordeel dat mr. X door zijn handelwijze mr. Y in de gelegenheid heeft gesteld een zaak ter zitting van de voorzieningenrechter inhoudelijk te behandelen, ook daar waar procureurstelling vereist was, terwijl hij wist dat hij als advocaat en procureur van het tableau is geschrapt. Een advocaat dient zich hiervoor niet te lenen. Mr. X heeft zich door zijn handelwijze niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Het tuchtrecht voor advocaten is in het leven geroepen om een behoorlijke beroepsuitoefening door advocaten te waarborgen. Door een geschrapte advocaat in de gelegenheid te stellen desalniettemin als zodanig te blijven optreden, wordt het tuchtrechtelijk systeem ondermijnd. De raad rekent mr. X dit in ernstige mate aan. Op grond van het bovenstaande is de raad van oordeel dat de maatregel van voorwaardelijke schorsing passend en geboden is.

 

Volgt

Gegrondverklaring van de klacht met oplegging van de maatregel van voorwaardelijke schorsing voor de tijd van veertien dagen met een proeftijd van twee jaar.

Download artikel als PDF

Advertentie