Raad van Discipline Amsterdam, 29 januari 2007
(mrs. Markx, Van den Berg, Doeleman, De Regt en Trap)
De tuchtrechter oordeelt over klachten zoals deze door de deken in zijn aanbiedingsbrief zijn omschreven; het systeem van de Advocatenwet brengt mee dat de raad uitsluitend klachten in behandeling kan nemen die eerst door de deken zijn onderzocht. Aan latere aanpassingen door of namens de klager dient daarom voorbij te worden gegaan. Bezwaren tegen de klachtomschrijving van de deken in zijn aanbiedingsbrief dienen derhalve eerder dan pas ter zitting te worden aangevoerd.
– Art. 46 Advocatenwet (6 Tuchtprocesrecht)
Feiten
Mr. X heeft klaagster sedert januari 2004 bijgestaan in kwesties die samenhingen met haar echtscheiding. Op 5 juli 2005 heeft mr. X namens klaagster een verzoek ingediend bij de rechtbank te C tot wijziging van de gezagsbeschikking van het gerechtshof te D ter zake van de kinderen van partijen. Daarnaast heeft mr. X voor klaagster in kort geding schorsing van de gezagsbeschikking gevorderd.
Bij vonnis van 14 september 2005 is de gevorderde schorsing afgewezen. Bij brief van 4 oktober 2005 heeft de griffie van de rechtbank te C mr. X bericht dat de zitting zou plaatsvinden op 18 oktober 2005. Op de aan die brief gehechte lijst is aangegeven dat mr. X uitdrukkelijk tien dagen voor de zittingsdatum een aantal stukken diende over te leggen. Die brief is door het kantoor van mr. X afgestempeld op 6 oktober 2005. Op 7 oktober 2005 heeft klaagster mr. X in een gesprek medegedeeld niet langer van zijn diensten gebruik te zullen maken. De inhoud van dat gesprek heeft mr. X klaagster bij brief van diezelfde datum bevestigd. Op of omstreeks 13 oktober 2005 heeft klaagster haar dossier bij mr. X opgehaald.
De klacht
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat mr. X:
a klaagster niet tijdig op de hoogte
heeft gebracht van de datum van de zitting op 4 oktober 2005;
b klaagster alleen telefonisch de datum van behandeling van de zitting op 18 oktober 2005 heeft doorgegeven, zonder vermelding van het tijdstip;
c op 13 oktober 2005 nog geen stukken voor deze zitting had ingediend, terwijl die uiterlijk 10 oktober 2005 hadden moeten zijn ingediend; d klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd welke stukken moesten worden ingediend en op welke termijn; e ten onrechte twee toevoegingen heeft aangevraagd, waardoor klaagster tweemaal een eigen bijdrage heeft moeten voldoen.
Beoordeling
De raad begint met vast te stellen dat de raad de klachten zal beoordelen zoals deze door de deken in zijn aanbiedingsbrief zijn omschreven. Het in de Advocatenwet neergelegde systeem brengt met zich mee dat de raad uitsluitend klachten in behandeling kan nemen die eerst door de deken zijn onderzocht. Indien en voor zover de (advocaat van) klaagster zou menen dat de formulering van de klachten aanpassing zou behoeven, had het op de weg van (de advocaat van) klaagster gelegen om zulks eerder dan pas ter zitting aan te voeren. Dit geldt temeer nu de advocaat van klaagster de zaak direct van mr. X heeft overgenomen en klaagster in diezelfde periode haar klachten indiende. De raad gaat er dan ook van uit dat de advocaat van klaagster van de inhoud van en het onderzoek naar de ingediende klachten op de hoogte is geweest. Indien dit niet het geval zou zijn, dient dit voor klaagsters risico te komen. De onder a en b genoemde klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Het verwijt is dat mr. X klaagster al op 4 oktober 2005 de zittingsdatum van 18 oktober 2005 had kunnen en moeten meedelen. Beide klachtonderdelen hebben derhalve betrekking op de wijze waarop mr. X klaagster over de zitting van 18 oktober 2005 informeerde. Uit het dossier en het onderzoek ter zitting blijkt dat de oproep van de griffie het kantoor van mr. X heeft bereikt op 6 oktober 2005; vanaf dat moment was mr. X in staat klaagster te informeren over datum en tijdstip. Het staat vast dat klaagster op dat moment al wel de datum kende; alleen het tijdstip nog niet.
Op 7 oktober 2005 vond een gesprek tussen klaagster en mr. X plaats. Bij die gelegenheid heeft mr. X het tijdstip niet doorgegeven, terwijl de informatie daarover al wel door zijn kantoor was ontvangen. Het had op de weg van mr. X gelegen bij die gelegenheid klaagster van dat gegeven in kennis te stellen, dan wel een kopie van de oproep mee te zenden met zijn brief aan klaagster van diezelfde dag. Mr. X voert aan dat hij de oproep tijdens zijn gesprek met klaagster nog niet onder ogen had gehad. Ook wanneer wordt aangenomen dat zulks het geval is geweest, neemt dat niet weg dat mr. X de oproep, zodra hij deze onder ogen kreeg, met de grootste spoed aan klaagster had moeten doorsturen. Mr. X heeft niet gesteld deze spoed te hebben betracht, hetgeen wel in de rede had gelegen, juist gelet op de mededeling van klaagster dat zij een andere advocaat in de arm had genomen. De raad acht deze gang van zaken ongelukkig, maar niet dermate ernstig dat dit tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Deze klachtonderdelen zijn daarom ongegrond.
Ad klachtonderdelen c en d
Ook deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Vast is komen te staan dat mr. X pas op 6 oktober 2005 tezamen met de oproep het lijstje ontving met stukken die hij uiterlijk op 10 oktober 2005 diende aan te leveren. Toen klaagster haar opdracht aan mr. X op 7 oktober 2005 beëindigde, had mr. X nog geen stukken ingediend, hetgeen, gelet op het feit dat de termijn nog liep, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Na 7 oktober 2005 was het de verantwoordelijkheid van de opvolgend advocaat de stukken in te dienen. Daarvan diende deze opvolgend advocaat uiteraard wel op de hoogte te worden gesteld. Mr. X heeft ter zitting erkend dat hij het lijstje tijdens het gesprek op 7 oktober 2005 niet met klaagster heeft besproken, omdat hij (de oproep met) het lijstje nog niet onder ogen had gehad. Aan klaagster kan – ook op dit punt – worden toegegeven dat dit niet de schoonheidsprijs verdient, vooral nu klaagster kennelijk ook zelf – in zeer korte tijd – nog het nodige moest doen om die stukken te verzamelen. In de omstandigheden zoals hiervoor uiteengezet, acht de raad dit niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Daarbij wordt ook betrokken dat de termijn die de rechtbank had gesteld wel erg kort was en dat de rechtbank hier kennelijk soepel mee is omgegaan, nu de stukken die de opvolgende advocaat op een latere datum dan 10 oktober 2005 namens klaagster indiende, door de rechtbank zijn geaccepteerd. Ook deze klachtonderdelen zijn ongegrond.
Ad klachtonderdeel e
Op grond van de nagezonden stukken constateert de raad dat de feitelijke gang van zaken met betrekking tot de door mr. X aangevraagde toevoegingen en de door klaagster betaalde eigen bijdragen onvoldoende kan worden vastgesteld. De klacht hierover kan dan ook niet gegrond worden verklaard.
Beslissing
De raad acht de klacht in alle onderdelen ongegrond.